Categorie archief: Oude gebruiken & tradities

Canon van de Ommer: Appie- en Hans Visscher (14)

Twee namen, één familie. Appie Visscher was destijds een van de populairste figuren in Ommen. Hij was stadsklokkenluider en stadsomroeper. Zijn zoon Hans Visscher volgde hem in zijn voetsporen en was eveneens een markant Ommenaar die op vele fronten bekendheid genoot.

Vader en zoon Albert Visscher en Johannes Willem (Hans) Visscher in de reeks ‘Canon van de Ommer’.
Afbeelding: OudOmmen
Zie ook het album “14. Appie en Hans Visscher”, de verzamelplek voor alles over Albert Visscher en Johannes Willem (Hans) Visscher.

Appie Schoensmeer
In 1929 werd Appie (Albert) Visscher (1896-1980) aangesteld als klokkenluider en in 1943 kwam daar ook de taak van stadsomroeper bij. Appie Visscher was beter bekend als “Appie Schoensmeer”. Die bijnaam had hij te danken aan het feit, dat hij een al te brutale bengel het gezicht met schoensmeer insmeerde. Die schoensmeer stond weer in verband met zijn eigenlijke beroep van schoenmaker. Verder was Visscher aanspreker en propagandist voor kanker- en TBC-bestrijding. Bovendien hanteerde hij ook de pen als correspondent van een Christelijk weekblaadje.

Matroos
Appie Visscher werd in het Drentse Sleen geboren als zoon van een beroepsofficier, die ook zijn zoon als krijgsman wilde opvoeden. Maar Appie was het met die plannen geenszins eens en voelde meer voor reizen en trekken. Die kans kreeg hij als dienstplichtig matroos bij de Koninklijke Marine. Als zodanig maakte hij een reis om de wereld. Appie liet telkens aan wie dat wilde met enige weemoed zijn ‘bewijs van eervol ontslag” zien wegens opgelopen verwondingen bij de ontploffing van een gasketel. Na deze glorierijke periode bij de Marine bekwaamde hij zich in het schoenmakersvak en kwam in 1920 bij Schoenmaker Horstink in Ommen als knecht in dienst. Maar zijn onafhankelijke natuur leidde ertoe, dat hij enige jaren later voor zichzelf begon. Het werd hard werken, want over bedrijfskapitaal beschikte hij niet en de concurrentie was groot. Zo werd hij gedwongen naar bijverdiensten om te zien en groeide het aantal nevenfuncties steeds meer uit. Het luiden van de klokken werd altijd met twee man gedaan. Zijn zoon Hans was hierbij een trouwe steun. Voor de gemeente moest tweemaal daags geluid worden en voorts bij feestelijkheden en branden. Op verzoek van de nabestaanden werden ook de doden uitgeluid. ‘s Morgens 11 uur voor boeren en ‘s middags 1 uur voor burgers. Jenne, zijn vrouw, geboren uit een oud Ommer geslacht, fungeerde als Appie’s geheugen en herinnerde hem aan al zijn plichten.

Appie was de vraagbaak van vele boeren, die hij ook behulpzaam was bij het indienen van officiële verzoeken. Door al deze functies nam hij een uitzonderlijke plaats in en was hij in Ommen destijds een bekend figuur. Dit kwam wel in het bijzonder tot uiting bij zijn zilveren huwelijksfeest in 1952. Het regende gelukwensen en geschenken, waaronder grote pakken pruimtabak, want pruimen van tabak daaraan was Appie verslaafd.

Panne vervangen door bel
Ommen behoorde destijds tot die weinige plaatsen, waar de stadsomroeper nog met zijn “Panne” rondtrok om de inwoners bekend te maken met het meest uiteenlopende nieuws. Want behalve officiële mededelingen, zoals het schouwen van straten en schoorstenen en de verkoop van vlees over de vrijbank, werd ook verenigingsnieuws omgeroepen. De stadsomroeper met zijn koperen bekken en houten knots waarmee tegen de pan werd geslagen was destijds een geliefd foto-object voor toeristen; immers waar zag je dat nog? Echter, in het begin van de vijftiger jaren was de bodem uit de panne en is sindsdien door de Visscher’s vervangen door een ordinaire bel.

Lees verder Canon van de Ommer: Appie- en Hans Visscher (14)

Uitgaan in Ommen – Favoriet, De Tronk en Route 66 (2)

In de roerige jaren zestig en zeventig kende Ommen drie roemruchtig discotheken die destijds het uitgaansleven bepaalden. Je had Favoriet aan de Kruisstraat, die langzaam werd omgetoverd van lunchroom tot discobar. In de Bermerstraat zat De Tronk en aan de Balkerweg had je Route 66.

 De Tronk in 1971 v.l.n.r.: 1 Jan Tigelaar, 2 Seine Seigers, 3 Marcel Pillen, 4 onbekend, 5 Hannie van Assendelft, 6 moeder van Marieke Beyj, 7 onbekend, 8 Roelie Makkinga, 9 Henk Landeweerd, 10 Jan van Lenthe, 11 Freek Schuurman, 12 Ady Spijkers, 13 Bert van der Linde, 14 Chris Zandman, 15 Gerrit de Lange, 16 Egbert Beltman, 17 Jurjen Bey.
Foto: OudOmmen
Zie ook het album “Uitgaan in Ommen – jaren-60

Alle drie discotheken werden door de jeugd graag bezocht. Er klonk muziek, er werd helder bier geschonken en het was er bovenal gezellig. De drie kroegen bestaan niet meer. Om toch te kunnen stappen moest daarna iets anders gekozen worden. Dat was niet voor iedereen even makkelijk. Deze serie gaat over de drie Ommer uitgaansgelegenheden. Dit is deel 2 over de Tronk en Route 66.

De Tronk
Toen Willem van Aalderen zijn pand aan de Bermerstraat in het Ommer centrum verliet werd het omgebouwd van woonhuis naar bar “Het Proathuys”. Om meer bekendheid te genereren deed Het Proathuys in juli 1970 mee aan de landelijke rage van “Dakzitten”. De 16-jarige Joost Storreveld uit Beverwijk wist op het dak van het Proathuys met boven zich een parasol het wereldrecord dakzitten met tien uur te verbeteren en kwam uit op totaal 150 uur dakzitten. In 1971 werden Tom en Marieke Bey eigenaar van deze bar en doopten het om in discobar “De Tronk”. De Tronk werd ‘wereldberoemd’ door dit enthousiaste uitbatersechtpaar. Tom plakte de kenmerkende stickers met die Stones-tong op werkelijk alles wat hij tegenkwam in binnen-en buitenland. Als je in Amsterdam bijvoorbeeld de route van de stickers volgde die begon bij het Centraal Station kwam je automatisch uit in Ommen bij de man met de naam “Tom”. De Tronk was Tom en Tom was de Tronk.

Route 66
In de buurtschap Emsland met het adres U 4/6, tussen Ommen en Witharen was sinds 1940 een constructiewerkplaats gevestigd van de familie Houtman. Later werd het adres gewijzigd in Balkerweg. In de vijftiger jaren kwam het aannemersbedrijf Knol hier. Vervolgens waren het Jan en Jelly Zwart die onder de naam “Boschzicht” met een café en speeltuin van start gingen. Ze woonden in het huis ernaast. Ook kwam er een bezinepomp. In 1968 werd de horecazaak overgenomen door Bertus Tibben. Hij voegde in 1970 een zaaltje toe aan het complex. De familie Tibben organiseerde in een grote tent ook muziekoptredens met bekende bands. Zij waren de bedenkers van de naam Route 66 voor het etablissement, een link naar een historische autoweg in de Verenigde Staten waarover de Rolling Stones in 1964 een muzieknummer coverden. Lees verder Uitgaan in Ommen – Favoriet, De Tronk en Route 66 (2)

Uitgaan in Ommen – Favoriet, De Tronk en Route 66 (1)

In de roerige jaren zestig en zeventig kende Ommen drie roemruchtig discotheken die destijds het uitgaansleven bepaalden. Je had Favoriet aan de Kruisstraat, die langzaam werd omgetoverd van lunchroom tot discobar. In de Bermerstraat zat De Tronk en aan de Balkerweg had je Route 66.

 1965. De mode van de jeugd en de lengte van de haren veranderde in de jaren. Bij Favoriet staan v.l.n.r.: Henk Woertink, Mans Zandman, Henk Caspers, Henk Veurink en Johan Kosters.
Foto: OudOmmen
Zie ook het album “Uitgaan in Ommen – jaren-60

Alle drie discotheken werden door de jeugd graag bezocht. Er klonk muziek, er werd helder bier geschonken en het was er bovenal gezellig. De drie kroegen bestaan niet meer. Om toch te kunnen stappen moest daarna iets anders gekozen worden. Dat was niet voor iedereen even makkelijk. Deze serie gaat over de drie Ommer uitgaansgelegenheden, te beginnen met discobar Favoriet.

Favoriet
Lunchroom-automatiek Favoriet opende in augustus 1957 voor het eerst de deuren. Het was de familie Mijnheer gelukt om de voormalige kleermakerswinkel van de heer Johannes Hurink aan de Kruisstraat om te toveren tot een salon waar het prettig vertoeven was. Fanta, sinas, cola en hartige snacks waren er te koop om binnen te nuttigen. Wilde je liever buiten blijven dan konden de snacks ook uit de muur getrokken worden. De automatiek was vanaf de straat bereikbaar en tot laat in de avond open. Geld in de automaat werpen, je keuze maken en dan trekken voor een kroket of bamibal. Voor patat of ijs moest aangebeld worden en ging er een luikje open en weer dicht. Het luikje bleef vervolgens gesloten tot het moment dat de patat gaar uit de frituur was gehaald. Favoriet was populair. De jeugd wist de lunchroom goed te vinden voor patat of een hartige hap al dan niet met een frisdrankje. Toen de dames van Mijnheer ouder werden en er meerdere lunchrooms kwamen werd langzamerhand de lunchroom ingewisseld voor een discobar. Een goede zet, immers het waren andere tijden. De weekenden werden door de jeugd ingevuld met uitgaan zoals het bezoeken van kroegen, discobars en muziek-drive-in-shows. Er ontstonden vriendengroepen. En er was de opkomst van radio en tv, platenspeler, bandrecorder en nog meer het ontstaan van muziekbandjes en zangers. Bob Dylan, Van Morrison, Beatles, Rolling Stones om maar enkele namen te noemen. De mode van de jeugd en de lengte van de haren veranderde in de jaren mee met die van hun populaire muziekband of zanger(es). De kleding bestond uit speciale spijkerbroeken, spijkerjacks, T-shirts, blokjesbroeken, puntige schoenen, (leren)jasjes en zonnebrillen.

Eerste discotheek in Ommen
Favoriet was de eerste discotheek in Ommen met als disjockey Joop Hammer voor Top 40 muziek en soulmuziek. De eerste jaren moest de bar om twaalf uur middernacht gesloten zijn en dus iedereen naar buiten. Later stond de gemeente een sluitingstijd toe tot 1 uur middernacht en vervolgens werd het 2 uur. Omroep VARA draaide in de zeventiger jaren op dinsdag, tussen twaalf en twee uur plaatjes vanuit een populaire jongerenlocatie en zond dat live uit op radio als “Een Opvallend vrolijke gevarieerde visite”. Lees verder Uitgaan in Ommen – Favoriet, De Tronk en Route 66 (1)

Een geslaagd Oranjefeest in 1951 – Oranjevereniging Ommen sinds 1959 organisator feest

Voordat in 1959 in Ommen een Oranjevereniging werd opgericht werd het Oranjefeest georganiseerd door een Oranjecommissie. Deze commissie bestond voornamelijk uit plaatselijke notabelen.

 De organisatie van de Oranjefeesten was tot 1959 in handen van een Oranje-Commissie, op de foto de Oranjecommissie uit 1930 met v.l.n.r.: C.J. Siero, B.J. Bosscher, J. Lokin, F. Fennema, G. de Levie, Mw. Mulert, J.v.d. Kolk, J. Lameijer, C. Mooijboer, C.J. Warnsinck.
Foto: OudOmmen

In 1951, nu 70 jaar geleden, had de Oranjecommissie voor Ommen meerdere activiteiten in petto. Muziekvereniging Crescendo zou betrokken worden bij de feestelijkheden op 30 april 1951 in verband met de opening van de nieuwe muziektent op de Markt. Voor de festiviteiten op 5 mei hadden de plaatselijke muziekverenigingen hun medewerking al toegezegd en het Oranjefeest zelf werd vastgesteld op donderdag 30 augustus 1951.

Goede naam
Tot in de deftiger jaren van de vorige eeuw had het jaarlijkse Oranjefeest in Ommen een goede naam had. Uit de verre omtrek kwam men kijken om de traditionele historische optocht te bewonderen. Maar ook de andere festiviteiten klonken als een klok. Maar het lijkt nu de verkeerde kant op de gaan. Na de bevrijding in 1945 heeft men nog eenmaal zo’n echt Oranjefeest kunnen beleven en daarna is het zienderogen achteruitgegaan. De bevolking was over deze gang van zaken dan ook allesbehalve te spreken.

Vraagtekens
In de krant werd een oproep gedaan voor het jaarlijkse Oranjefeest weer een allegorische (bonte) optocht te organiseren. Echter, de krant plaatste vraagtekens bij dit voornemen van de Oranjecommissie vooral omdat de kwaliteit van eerdere optochten magertjes waren: “De grote vraag is of het dit keer wederom een debacle wordt of dat de echte Ommergeest over de jongeren vaardig wordt en men, zoals vanouds, met prachtige wagens en groepen tevoorschijn komt. Ommen is in afwachting. Het is nog maar kort dag, maar waar een wil is, is een weg”, concludeert de krant. Lees verder Een geslaagd Oranjefeest in 1951 – Oranjevereniging Ommen sinds 1959 organisator feest

Naam Möl’nhoek nieuwe wijk in Ommen officieel onthuld

OMMEN – Wethouder Leo Bongers heeft woensdagmiddag officieel de naam van de nieuwe woonwijk Möl’nhoek onthuld.

 V.l.n.r. Johan Willemsen, molenaar Anton Wolters en wethouder Leo Bongers bij een van de nieuwe borden aan het begin van het Molenpad.
Foto: Harry Woertink
Zie voor meer foto’s het album “Möl’nhoek”.

Hij deed dat met het weghalen van de vlag van de Stichting Ommer Molens waarna het naambord tevoorschijn kwam. Totaal prijken drie naamborden in de wijk. Het gaat om het gebied dat eerder bekend stond als Havengebied West en momenteel in een afrondende fase zit. De naam Möl’hoek (Molenhoek) is een eerbetoon aan de in de wijk staande korenmolen De Lelie. De drie naamborden zijn voorzien van een ets van molen De Lelie.

Trots op de molens
De wethouder zei in zijn speech blij te zijn met het cultureel erfgoed waar ook molen De Lelie onder valt. “Als gemeente zijn we trots op onze molens. Het beleid is ook om de molens draai- en maalvaardig te houden. We prijzen ons gelukkig dat we in Ommen een stichting de Ommer Molens hebben die zich inzet voor de molens. En natuurlijk de Ommer molenaar Anton Wolter van De Lelie niet te vergeten”, aldus de wethouder, die ook hulde uitsprak aan de initiatiefnemers. “Een mooie naam die eer doet aan de omgeving”.

Oldeman
Door de coronamaatregelen mocht slechts een kleine groep van genodigden bij de feestelijke onthulling aanwezig zijn. Bijzondere gasten waren de kinderen van de vroegere molenaarsfamilie Oldeman. De molen werd destijds voor een symbolisch bedrag door de gemeente overgenomen van de familie Oldeman. Daardoor ook kon destijds de molen behouden blijven. Lees verder Naam Möl’nhoek nieuwe wijk in Ommen officieel onthuld

Laatste draaidag molenaar Gerrit van Harten op Den Oord met leerling-molenaar Gert Hengelaar

“Mooie draaidag met Gerrit van Harten. Al een paar jaar kijk naar molens. Sinds ik met pensioen ben, ben ik de cursus ‘Molenaar in opleiding’ begonnen.

 Mooie draaidag met Gerrit van Harten.
Foto: Gert Hengelaar

Ik woon in Arnhem en het draaien daar is mooi. Je hebt een mooi uitzicht over de stad. Inmiddels ben ik zover dat ik molens op ander plaatsen bezoek en onder verantwoordelijkheid van de molenaar daar de molen mag aanzetten.

Ommer
Als geboren Ommer wilde ik natuurlijk graag ook in Ommen oefenen. Diverse keren maakte ik praatjes op de molens in Ommen. Zo ook met Gerrit van Harten en het paste dat ik met mijn molenaar een dag zou gaan draaien op molen Den Oord. Dat was woensdag 14 oktober. Een beetje een rare wind. Noordoost, kracht 2-3. Meer dan genoeg om de wieken met volle zeilen te laten draaien. Het leuke van draaien op een stellingmolen is dat je altijd beneden mensen ziet kijken naar de molen. Het blijft een mooi gezicht, dat draaien van die wieken. Dus onder toezicht van Gerrit heb ik de molen opgezeild en van Gerrit kreeg op zeer kundige wijze advies wat wel en niet moest. Mooi was ook dat hij het mezelf liet uitzoeken. Als leerling mag je natuurlijk fouten maken. Verder viel de passie op van Gerrit voor deze molen. Zijn grootvader kwam uit het westen van het land naar de omgeving van Raalte om daar te boeren. Hij zelf zette zijn boerenbedrijf op tussen Balkbrug en Dedemsvaart, want daar was nog grond. Op een goed moment kon hij de boerderij verkopen en ging in Ommen wonen.

Den Oord
Via Anton Wolters kwam hij bij de Ommer molens terecht. Net als ik deed hij de opleiding en werd molenaar op Den Oord. Dat heeft hij twaalf jaar met veel plezier gedaan. Den Oord is een prachtige molen op een mooie plek met mooie verhalen. Gerrit heeft die verhalen aan mij verteld vandaag. Maar wat bleek: die woensdag was zijn laatste draaidag. We hebben de molen winterklaar weggezet. Dit jaar draait de molen niet meer met Gerrit. En volgend jaar ook niet meer. Ik vond het prachtig om op mijn eerste draaidag in Ommen met Gerrit op Den Oord te draaien.”

Bron: Gert Hengelaar, Arnhem – 23 oktober 2020

Naschrift redactie:
• Gert Hengelaar is een zoon van de bakker die vroeger was gevestigd aan de Stationsweg in Ommen
• Vanwege zijn hoge leeftijd heeft Gerrit van Harten besloten te stoppen als molenaar

Klederdracht ook in Ommen al lang voorbije mode (3)

Tegenwoordig moet je er voor naar het museum, vroeger was het in het dagelijks leven gewoon te zien op straat, op de markt, in de kerk of bij bijzondere gebeurtenissen. Hoe de mensen in de achttiende- en negentiende eeuw in Salland gekleed waren.

 Werkmutsje van katoenen broderie en staande achterkant met plooien, een gehaakte rand en nopjesrand aan de voorkant en een grote strik.
Zie ook het album “Klederdracht | Streekdracht”.

Zondags
Vrouwen droegen een knipmuts, die bestond uit een wit kapje van tule met geborduurde bloemmotieven. Er werd altijd een zwarte- of donkerblauwe ondermuts gedragen om te voorkomen dat de witte muts snel vuil werd. Om een muts te wassen moest deze uit elkaar gehaald worden, met de hand gewassen, dan gesteven met Crack Free rijststijfsel, gestreken en opnieuw in elkaar worden gezet. Een gebloemde knipmuts met een los vallende achterstrook werd meestal alleen op zondag gedragen. Gaat het om een knipmuts met grote gekantkloste bollen dan is sprake van hoe beter het bestaan; zijn de omstandigheden minder dan hoe kleiner ook de bollen. Rond 1880 was nog sprake van kleine bollen maar ze werden met de jaren groter. Wie moeite had om zelf het lint om de muts te krijgen deed een zogeheten lintentuigje over de knipmuts heen, zodat de muts goed bleef zitten.

Verder droegen de vrouwen een zwart jak met lange mouwen, aan de voorkant versierd met kant en plooien. Gecombineerd met een zwarte rok met daar overheen een zwarte zijden schort. Onder deze rok droeg men 3 à 4 onderrokken en zwarte schoenen. Naast de zondagse kleding bezat men het ‘daagse uitgaanskostuum’. Geen werkkleding maar kleding die men droeg als ze doordeweeks van huis gingen. Men droeg dan een muts, ook wel troelamuts genoemd. Een katoenen muts versierd met kant met aan de voorkant een geplooid bandje. Op doordeweekse visites zoals buurt- kraam- en Nieuwjaarsbezoek werd een eenvoudige zogeheten visitemuts gedragen, ook wel troela genoemd. De bol van broderie-stof en een breed geplooide achterstrook. Een dubbel geplooide voorkant van twee stroken op elkaar en een grote strik. Hier ging men mee op visite of naar de markt, maar werd niet gedragen naar de kerk. Verder droeg men een blauw/wit jak, die met een schootje over de rok werd gedragen. Hieronder zat ook een zwarte rok met aan de onderkant een stootrand, waar overheen een blauw/wit geblokte schort werd gedragen. Men liep op wit geschuurde klompen. Bij koud weer werd er een omslagdoek gedragen en als tas droeg men een rieten spoormandje. Wanneer de knoop van het knoopdoek, dat de hals van de vrouw bedekte, naar beneden hing, dan was de vrouw vrijgezel; stond de knoop rechtop dan werd daarmee aangegeven dat de vrouw getrouwd was. Lees verder Klederdracht ook in Ommen al lang voorbije mode (3)

Klederdracht ook in Ommen al lang voorbije mode (2)

Hoe waren de mensen in de achttiende en negentiende eeuw gekleed in Salland. Tegenwoordig moet je er voor naar het museum, vroeger was het in het dagelijks leven gewoon te zien op straat, op de markt, in de kerk of bij bijzondere gebeurtenissen. Een serie over klederdrachten.

bremmer-1.jpg1930. Op de voorgrond: Hendrikje Bremmer-Volkerink uit Giethmen met dochter Mina in de Brugstraat op weg naar de wekelijkse warenmarkt. Moeder in daagse schort; de knipmuts heeft ze thuis gelaten. Dochter Mina (5) draagt een lijf-en-rok combinatie met pofmouwtjes met daarover een hoge schort in wat we nu noemen ‘Ot-en-Sien-stijl’.
Foto: Harry Woertink
Zie ook het album “Klederdracht | Streekdracht”.

Mannenmode
Bij de kleding moet onderscheid gemaakt worden tussen werk- en zondagse kleding en tussen kleding van boeren en burgers. Door de week draagt de boer een zwaar en donker manchester, waaronder een zwarte trui en blauwe kiel. Het aantal onderkleren is zeer groot; er worden veel gebreide borstrokken gedragen. ’s Zondags verandert de garderobe. Dan trekt de boer zijn zwarte lakensepak aan, waaronder weer de trui. De pijpen van de broek zijn kort en nauw. Het geheel wordt gecompleteerd door zwarte sokken, de mooie wit geschuurde klompen en zwartzijden pet. De lakense kostuums zijn zeer degelijk en het komt vaak voor dat de boer zijn gehele leven hetzelfde kostuum gebruikt. Van de diverse modevoorschriften trekken de boeren zich nagenoeg niets aan. Confectiekostuums zijn in de dertiger jaren nog niet in zwang. Ook niet bij jongere boeren. De magazijnen voor confectiekleding vinden daarom ook hun klanten voornamelijk in de stad en een enkele keer onder de meer „verburgerlijkte” boeren. Het zondagse kostuum wordt alleen gedragen op zon- en feestdagen, bij visite en andere uitgangsdagen.

Vrouwenmode
De vrouwen gaan even stemmig gekleed als de mannen. Veel ondergoed, meestal van degelijke kwaliteiten en zelf gebreid; daarover twee of drie lange, wijde rokken en een jakje. Verder dragen ze zwarte gebreide kousen en buitenshuis werkklompen. Door de week wordt altijd een bontgekleurd schort gedragen. Het witte kanten mutsje wordt alleen ’s zondags opgezet bij de kerkgang en bij feestelijke gelegenheden. Zodra de vrouw van de kerkdienst is thuisgekomen, zet ze de muts weer af. De garderobe valt te onderscheiden in kleding voor ‘uit de rouw’ en voor ‘in de rouw’, daagsekleding, zondagse kleding, opknappersgoed en gelegenheidskleding. Lees verder Klederdracht ook in Ommen al lang voorbije mode (2)

Klederdracht ook in Ommen al lang voorbije mode (1)

Tegenwoordig moet je er voor naar het museum, vroeger was het in het dagelijks leven gewoon te zien op straat, op de markt, in de kerk of bij bijzondere gebeurtenissen: klederdrachten.

 Trouwkostuum later ook als zondagskostuum. Links Hendrikje Volkerink (19) uit Giethmen tijdens haar huwelijk op 5 september 1924 met Derk Willem Bremmer (29) uit Archem. Hendrikje draagt hier de meest voorkomende jak-type en is getooid met een knipmuts met lange kanten achterstrook.
Afb.: Harry Woertink
Zie ook het album “Klederdracht | Streekdracht”.

Voor elke gelegenheid was er wel iets. Of het nu ging om werkkleding, gewoon overdag, naar de kerk bij rouw of bij trouw. Met name de bewoners van het platteland kon je herkennen in hun streekdracht. Maar dat wilde nog niet zeggen dat je direct kon zien uit welk deel van de streek ze kwamen. Was het Salland of misschien Twente? Klederdracht uit Staphorst kon iedereen wel direct herkennen. Duidelijk was wel dat oude en nieuwere dracht, voorzien van mode-elementen telkens door en naast elkaar werden gedragen.

En als we het over klederdrachten hebben bedoelen we niet alleen die van de vrouw. Ook man en kinderen gingen gekleed in dracht die hun omgeving typeerden: Ook sieraden als kettingen, snoeren en beugeltasjes behoorden tot de volksdracht. Echter, de klederdrachten zoals wij die in het oosten van ons land (Twente, Salland en het Kampereiland) hebben gekend is niet meer. Alleen in Staphorst en Rouveen zie je de klederdracht nog sporadisch. Tegenwoordig zijn klederdrachten geworden tot een toeristische folklore.

Eertijds maakten de mensen veel werk van hun kledij. Het was vanaf circa 1815 dat vrouwen en meisjes van het platteland op streekmarkten zagen dat hun eigen gemaakte en daardoor bijna onverslijtbare kleding afstak bij die van de burgerdames. Ze keken die goed af en gingen met hun eigen rok- en schootjakdracht combineren. Deze nieuwe dracht werd massaal aangenomen op het platteland. Van jak tot onderrok, van schort tot hoofddoek en van knipmuts tot hoed of pet. Vrouwen droegen veel kleren tegelijk zoal rokken, jakken, schorten, doeken en mutsen. Niet alleen om in soms barre winters warm gekleed te zijn, maar ook uit tradities en wellicht de zucht om uit te blinken en elkaar de loef af te steken door schoonheid en kostbaarheid van de kleren die men droeg of die men in de kast te kijk legde. Dit alles met vele varianten van stroken, strikken, plooisels, borduursels, randjes en kantjes.

Knipmuts
Het meest bekende streekdracht en misschien ook wel de belangrijkste bij de vrouw was de hoofdtooi in de vorm van de knipmuts, ook wel neepjesmuts genoemd en oorspronkelijk cornetmuts. Er werden nieuwe technieken voor het maken van de knipmuts ontwikkeld. Het ging dan om machinaal geborduurde stoffen of die gemaakt waren van echte kloskant. In het oosten werden doordeweekse visites zoals buurt- kraam- en Nieuwjaarsbezoek eenvoudige knipmutsbollen gemaakt van Zwitserse machinaal geborduurde katoen. Aan deze mutsen werden ook eenvoudige stroken gezet. Soms borduurden de vrouwen deze mutsen zelf. In de streken waar, al dan niet geplooide, knipmutsen werden gedragen, deed men een blauw zijden lint om de bol van de muts. Dit lint geweven in een breedte van acht à negen centimeter, had meestal een teer-blauwe of teer-turkooizen lint. In Salland werd vaak ook een goud-crèmekleurig lint gedragen. Het Streekmuseum in Ommen is een van de musea die een grote collectie Overijsselse klederdrachten in de expositie heeft opgenomen. In een volgend artikel meer over klederdracht.

Bron: Harry Woertink – 21 mei 2019