Tegenwoordig moet je er voor naar het museum, vroeger was het in het dagelijks leven gewoon te zien op straat, op de markt, in de kerk of bij bijzondere gebeurtenissen: klederdrachten.
Trouwkostuum later ook als zondagskostuum. Links Hendrikje Volkerink (19) uit Giethmen tijdens haar huwelijk op 5 september 1924 met Derk Willem Bremmer (29) uit Archem. Hendrikje draagt hier de meest voorkomende jak-type en is getooid met een knipmuts met lange kanten achterstrook.
Afb.: Harry Woertink
Zie ook het album “Klederdracht | Streekdracht”.
Voor elke gelegenheid was er wel iets. Of het nu ging om werkkleding, gewoon overdag, naar de kerk bij rouw of bij trouw. Met name de bewoners van het platteland kon je herkennen in hun streekdracht. Maar dat wilde nog niet zeggen dat je direct kon zien uit welk deel van de streek ze kwamen. Was het Salland of misschien Twente? Klederdracht uit Staphorst kon iedereen wel direct herkennen. Duidelijk was wel dat oude en nieuwere dracht, voorzien van mode-elementen telkens door en naast elkaar werden gedragen.
En als we het over klederdrachten hebben bedoelen we niet alleen die van de vrouw. Ook man en kinderen gingen gekleed in dracht die hun omgeving typeerden: Ook sieraden als kettingen, snoeren en beugeltasjes behoorden tot de volksdracht. Echter, de klederdrachten zoals wij die in het oosten van ons land (Twente, Salland en het Kampereiland) hebben gekend is niet meer. Alleen in Staphorst en Rouveen zie je de klederdracht nog sporadisch. Tegenwoordig zijn klederdrachten geworden tot een toeristische folklore.
Eertijds maakten de mensen veel werk van hun kledij. Het was vanaf circa 1815 dat vrouwen en meisjes van het platteland op streekmarkten zagen dat hun eigen gemaakte en daardoor bijna onverslijtbare kleding afstak bij die van de burgerdames. Ze keken die goed af en gingen met hun eigen rok- en schootjakdracht combineren. Deze nieuwe dracht werd massaal aangenomen op het platteland. Van jak tot onderrok, van schort tot hoofddoek en van knipmuts tot hoed of pet. Vrouwen droegen veel kleren tegelijk zoal rokken, jakken, schorten, doeken en mutsen. Niet alleen om in soms barre winters warm gekleed te zijn, maar ook uit tradities en wellicht de zucht om uit te blinken en elkaar de loef af te steken door schoonheid en kostbaarheid van de kleren die men droeg of die men in de kast te kijk legde. Dit alles met vele varianten van stroken, strikken, plooisels, borduursels, randjes en kantjes.
Knipmuts
Het meest bekende streekdracht en misschien ook wel de belangrijkste bij de vrouw was de hoofdtooi in de vorm van de knipmuts, ook wel neepjesmuts genoemd en oorspronkelijk cornetmuts. Er werden nieuwe technieken voor het maken van de knipmuts ontwikkeld. Het ging dan om machinaal geborduurde stoffen of die gemaakt waren van echte kloskant. In het oosten werden doordeweekse visites zoals buurt- kraam- en Nieuwjaarsbezoek eenvoudige knipmutsbollen gemaakt van Zwitserse machinaal geborduurde katoen. Aan deze mutsen werden ook eenvoudige stroken gezet. Soms borduurden de vrouwen deze mutsen zelf. In de streken waar, al dan niet geplooide, knipmutsen werden gedragen, deed men een blauw zijden lint om de bol van de muts. Dit lint geweven in een breedte van acht à negen centimeter, had meestal een teer-blauwe of teer-turkooizen lint. In Salland werd vaak ook een goud-crèmekleurig lint gedragen. Het Streekmuseum in Ommen is een van de musea die een grote collectie Overijsselse klederdrachten in de expositie heeft opgenomen. In een volgend artikel meer over klederdracht.
Bron: Harry Woertink – 21 mei 2019
Wel heel erg mooi deze klederdracht, maar moet er niet aan denken dat je op deze jonge leeftijd dit al draag zoals mijn opa en oma (opoe). Mijn kleindochter Benthe dacht dat zij een prinses was! leuk denk door haar mooie muts,
LikeLike