Categorie archief: Oude gebruiken & tradities

Tbc-huisje in Lemele

In Lemele staat nog een houten tbc-huisje in een tuin aan de Kerkweg.

 Het tbc-huisje in Lemele.
Foto: Harry Woertink
Zie ook foto 2.

Het huisje is op dit moment in gebruik als tuinhuisje en gelukkig niet meer waar het ooit voor is bedoeld: verpleging van een tbc-patiënt. Tbc was vroeger volksziekte nummer 1.

Frisse lucht
De enige remedie die van oudsher bekend was: haal de patiënt uit zijn donkere, vochtige huis, geef hem goede voeding en frisse lucht. De zieke werd verplaatst naar een tbc-huisje, een klein houten huisje met veel glas en grote deuren, die altijd open stonden. Ze konden bij een kruisvereniging of bij een sanatorium geleend, gehuurd of gekocht worden. De huisjes waren op een stalen onderstel met massieve wielen gemonteerd, zodat ze met de zon meegedraaid konden worden. Ze hadden twee openslaande deuren en in beide zijwanden ramen die tegenover elkaar open konden voor ventilatie. Het huisje werd in de tuin van de patiënt zelf of van diens familie gezet. Vaak lagen patiënten maanden of zelfs jarenlang in het huisje. De zieke lag dag en nacht, zomer en winter in zijn kleine huisje, dat kon maanden, maar ook jaren duren. Eén keer per dag kwam een zuster langs voor de medische verzorging en de familie deed de rest. Het kwam voor dat de wat meer welgestelden zo’n draaiend huisje lieten ontwerpen door een architect en/of lieten bouwen door de dorpstimmerman, waardoor er vaak kleine juweeltjes ontstonden.

Sanatorium Krönnenzommer
Ook was verpleging mogelijk in een sanatorium, bijvoorbeeld in het vroegere sanatorium Krönnenzommer in Hellendoorn. In sanatoria heerste en streng regime van absolute bedrust, reinheid, regelmaat en vooral frisse lucht. Sanatoria waren echter vaak te duur voor arme patiënten, en familiebezoek was moeilijk. Daar werd wat op gevonden: het tbc-huisje. Door de komst van goede medicatie werden TBC-huisjes overbodig en in gebruik genomen als tuinhuisje zoals ook in Lemele.

Bron: Harry Woertink – 19 februari 2022

Noaberschap, vroeger heel gewoon

Vroeger gold in kleine sociale, overwegend agrarische buurtschappen het noaberschap. De bewoners vormden samen een hechte gemeenschap.

 Gerrie Horsman en Gerrit Steen van de Gemienschop van Oll Ommer op weg met een krentewegge naar een kroamvisite van een noaber.
Foto: CCO

De gezamenlijke noabers (buren) hielpen elkaar vrijwillig, maar eigenlijk waren het plichten, de zogeheten noaberplichten, ongeschreven wetten waar iedereen zich aan hield, maar ook wel aan moest houden. Want wie de noaberplicht niet nakwam werd de noaberschap opgezegd en een grotere schande kon je iemand niet aandoen!

Nacht en ontij
Dienst en wederdienst zijn de fundamenten waarop het noaberschap rusten. De mensen hadden weinig geld om alles te betalen en daarom hielpen ze elkaar voort, zo goed als ze konden. Aan een goede buurman had je vaak veel te danken. Het was niet alleen de man waar je overdag een buurpraatje mee kon maken of bij wie je iets kon lenen als dat zo te pas kwam, ook in minder goede omstandigheden kon je je buurman bij nacht en ontij roepen. Je hoefde maar op het raam te kloppen en te zeggen dat je er was om zijn hulp bij het een of ander in te roepen of de buurman schoot de broek aan en kwam bij de achterdeur om te vragen waar hij je mee helpen kon. Kon hij het alleen niet af, dan klopte hij de andere buur uit bed, die ook net zo bereidwillig kwam.

Geboorte, doop en begrafenis
Geboorte, doop en begrafenis waren gebeurtenissen waarbij het noaberschap ten volle tot zijn recht kwam. Bij de geboorte van een kleine kwamen als eerste de twee noabervrouwen van weerskanten voor de eerste hulp. Ze hadden er niet voor geleerd, maar door de ervaring die ze in hun leven hadden opgedaan waren ze met alles goed op de hoogte. Ook als het kind er was bleven ze komen om moeder en de kleine te verzorgen. Het kind werd ’s morgens ingepakt om geen kou te vatten en werd bij de moeder lekker warm in de bedstee gestopt, dik onder het veren bed. Meestal kwam de moeder al wel eerder op, maar op de negende dag moest ze weer het bed in ‘achter de gordijntjes’, anders kwam het niet goed. Zo tussen de geboorte en het dopen in de kerk kwamen ook de andere noabervrouwen op kraamvisite. Op het “Wievenmoal” werd eerst een glaasje brandewijn met rozijnen gedronken en later werd het krentenbrood op tafel gezet. De beide naaste buurvrouwen bedienden weer. De kleine baby werd uit bed gehaald en om de beurt bij elkaar op schoot gezet. Was het kind lastig dan deed men een beetje suiker in de tip van het wasseldoek (vaatdoek). Die werd dan in de brandewijn gedept en in de mond van de kleine gestopt, die vervolgens al gauw in slaap viel…

Kraamvisite
Als de gasten van de kraamvisite tegen de avond op huis aan gingen, zeiden ze tegen elkaar dat een het een “’n fienegien” (kleintje) of “dikk’n” (te dik) was of ook wel als het om de eerste kleine van het gezin ging “’t zal bi’j diss’n wel niet lange bliev’n”. Tot een week voor dat de kleine zou worden gedoopt bleef het druk in de houdhouding van de jonge ouders. Er kwamen meer mensen op kraamvisite. Noabers en ook familieleden uit wijde omgeving kwamen langs met paard en tentwagen. Iedereen had een flinke krentewegge onder de arm. Op kraamvisite gaan werd ook wel genoemd: “Met ’n kromm’n arm goan!”. Lees verder Noaberschap, vroeger heel gewoon

Klepperman op Oudejaarsavond voor Nieuwjaarswens

Vroeger had ook Ommen een klepperman, een nachtwacht die met een klepper de ronde door de stad deed.

 1863. Nieuwjaarswens van de nachtwacht.
Afb.: OudOmmen

Hij deed dienst als brandwacht en dorpsomroeper en kondigde in de nacht telkens de tijd aan. Met het klepper apparaat – een hamer aan een korte, houten steel die als een bel heen en weer werd gezwaaid maakte hij een luid en indringend geluid.

Oudejaarsavond
Toen de historische vereniging Gemienschop van Oll Ommer werd opgericht met als doel oude gebruiken in ere te houden was een van hun eerste activiteiten het in leven roepen van een klepperman. Deze moest, evenals in vroegere tijden, een heilwens uitspreken voor de burgers van de stad. De klepperman kwam er en in 1952 trok hij op Oudejaarsavond als vanouds door de straten. Bij zijn eerste rondgang werd de klepperman gevolgd door een groepje stadgenoten. Na het klepperen op hoeken van straten klonk de bij de oud Ommer zo bekende roep: “Hallef twalef heit de klok, de klok heit hallef twalef”. Ten tijde van de wisseling van oud naar nieuw om klokslag 12 uur arriveerde de stoet vervolgens bij de hervormde kerk. Door het koper-ensemble van “Crescendo” werd van de kerktoren ten gehore gebracht “Uren, dagen, maanden, jaren” en “Bede voor het vaderland”. Na dit plechtige ogenblik sprak de klepperman in de persoon van Gerrit Jan Paarhuis zijn op dicht gezette heilwens uit.

Ladder weg
Aanvankelijk liet het zich aanzien dat de koraalmuziek op de toren geen doorgang zou vinden. De man die dagelijks het torenuurwerk opwindt had de ladder weggenomen en verborgen, die toegang tot het hoogste gedeelte naar de toren geeft. Na lang zoeken werd dit onmisbare attribuut gevonden op de zolder van de kerk aan het andere einde van de toren. Nog juist op tijd kon het gezelschap de torenspits bereiken. Deze daad van “de Boone” zoals hij ook werd genoemd, wekte vanzelfsprekend grote ergernis op bij de Ommer bevolking. Echter, na nader onderzoek bleek Seinen geen enkele schuld te treffen. Hij bergt namelijk elke dag na het verrichten van zijn werk deze ladder weg om te voorkomen, dat onbevoegden zich toegang tot de toren verschaffen en hij onkundig gelaten van het feit dat Oudejaarsavond de toren gebruikt zou worden.

Vuurwerk
In 1954 was het Dieks Makkinga die als klepperman optrad en vanaf de trap van het klokkenhuis van de kerk een berijmde nieuwjaarswens ten gehore bracht, dit luid begeleid door knallend vuurwerk op de achtergrond. In 1958 maakt op oudejaarsavond de klepperman opnieuw zijn rondgang om klokslag twaalf uur de nieuwjaarswens uit te spreken. Het blijkt helaas de laatste rondgang te zijn. Hoewel het bestuur van de organiserende Gemienschop aangeeft dit oude gebruik door vele inwoners op prijs wordt gesteld en een dringende oproep doet aan de jeugd om tijdens deze plechtigheid geen vuurwerk af te steken blijkt deze oproep tevergeefs te zijn geweest. Lees verder Klepperman op Oudejaarsavond voor Nieuwjaarswens

Reinier Paping winnaar in 1963 van zwaarste Elfstedentocht ooit op 90-jarige leeftijd overleden

Reinier Paping wint Elfstedentocht. Moordende tocht; honderden vielen uit, velen gewond” kopte de Leeuwarder Courant op vrijdag 18 januari 1963 in een speciale avondeditie als de krant verslag doet van de twaalfde Elfstedentocht.

 Onthulling van plaquette in januari 1989 ter gelegenheid van de winnaar van de Elfstedentocht in 1963 Reinier Paping. Reinier Paping in het midden geflankeerd door Jeen van den Berg links en Evert van Benthem, rechts.
Foto: De Darde Klokke

De op 90-jarige leeftijd gestorven schaatslegende Reinier Paping was de winnaar van de meest heroïsche wedstrijd uit de nationale sportgeschiedenis: de Elfstedentocht van 1963. Hij is na een kort ziekbed overleden.

Uit Ommen
Reinier Paping, een 31-jarige manufacturier-sportleraar uit Ommen, heeft de Elfstedentocht 1963 gewonnen. In zijn eentje gewonnen, want al hij Witmarsum was hij uitgelopen en het gehele, moordende traject tussen Harlingen en Dokkum heeft hij met een voorsprong van rond tien minuten gereden op een groepje van drie: Jeen van den Berg van Heerenveen, Anton Verhoeven uit Dussen en Jan Uitham van de Noorderhogebrug hij Groningen. Reinier Paping ging om één minuut voor half vijf voor de ogen van koningin Juliana en prinses Beatrix door de finish bij de Grote Wielen: hij deed 10 uur en 59 minuten over de tocht, dat is aanmerkelijk meer dan de eersten van de vorige tocht noteerden (8 uur 46 minuten), terwijl het record van Jeen van den Berg in 1954 (7 uur en 35 minuten) bij lange na niet werd geëvenaard. Zijn tijd is er al het bewijs van, dat de Elfstedentocht 1963 een moordende tocht is geworden. Tienduizend rijders zijn vanmorgen gestart, waarschijnlijk zullen slechts enkele honderden de finish bereiken. Zeker wanneer het Elfstedenbestuur zal besluiten het dichtsneeuwende traject tussen Bolsward en Harlingen en Harlingen-Dokkum te sluiten, zoals het dat omstreeks één uur met de zuidroute deed voor degenen, die toen Woudsend nog niet waren gepasseerd. Legio zijn de uitvallers, talrijk zijn de gewonden. Alleen de zeer sterken hebben in deze Elfstedentocht een kans gehad”, aldus de Leeuwarder Courant.

Legioen van 10.000 verdween in ijswoestijn
De Elfstedentocht en de naam Reinier Paping zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Op 18 januari 2019 is het zesenvijftig jaar geleden dat Paping zegevierend uit de strijd in Friesland tevoorschijn kwam. Een onwerkelijke strijd over tweehonderd bizarre kilometers, want de omstandigheden waarin de wedstrijd plaatsvond waren bar en boos. ’s Werelds grootste schaatswedstrijd heeft nog nooit zoveel slachtoffers geëist als in 1963. Een tocht die de geschiedenis in zou gaan als de zwaarste ooit verreden. Een record aantal uitvallers; een record aantal gewonden. Slechts 57 van de 378 wedstrijdrijders haalden de eindstreep. Van het legioen van bijna tienduizend toerrijders die aan de start verscheen behaalden slechts 126 de eindstreep. De meesten waren verdwenen in de ijswoestijn. De EHBO-posten werkten 18 uren op volle toeren. Lees verder Reinier Paping winnaar in 1963 van zwaarste Elfstedentocht ooit op 90-jarige leeftijd overleden

Midwinterhoornblazers ook in Ommen weer te horen

OMMEN – Op zondag 28 november – de eerste dag van de advent – was het weer zover dat de midwinterhoorns weer van de muur gehaald mochten worden.

Met 10 man sterk waren de Ommer Midwinterhoornbloazers present op het Anbloazen in Ommen
Foto: Harry Woertink
Zie ook het album “Midwinterhoornblazen

Ook voor de leden van de “Ommer Midwinterhoornbloasers”. Bij het schemeren van de dag bliezen ze op het Vechtpodium in het centrum van Ommen voor het eerst weer de “Oale roop” of zoals de blazers zelf zeggen het “Anbloazen”.

Wintertraditie
Het is een echte wintertraditie, want de hoorn wordt vanaf de eerste zondag van Advent geblazen om de komst van het kerstkind aan te kondigen. Met Driekoningen, op 6 januari, wordt er afgeblazen en worden de hoorns weer opgeborgen.

De nieuwsgierigen die aan het eind van de middag op de blaasgeluiden waren afgekomen spraken van prachtig klanken over op dat moment heel rustig Ommen. Op de komende marktdagen zijn de 10 leden van de “Ommer Midwinterhoornbloasers” ook te horen op hun houten blaasinstrumenten.

De midwinterhoorn is een licht gebogen hoorn van berken- elzen- of wilgenhout, op ambachtelijke manier gemaakt met een mondstuk, de happe, van vlier of een andere houtsoort, waarop een eenvoudige melodie wordt geblazen. Er zijn ook blazers die zelf hun hoorn maken. De hoorns worden ofwel aan elkaar gelijmd of in water gehangen, waardoor de twee houten helften opzwellen en naadloos op elkaar passen en de naden hermetisch worden afgesloten.

Bron: Harry Woertink – 28 november 2021

Sinterklaas komt aan in Ommen – Zuute plassies Ommer traditie met Sinterklaas

Sinterklaas is weer in het land en doet menigeen kinderhart sneller kloppen. Ook in Ommen is de Goedheiligman weer gesignaleerd.

 De Goedheiligman gezeten in de auto gereden door Klaas Klosse, werkzaam bij garage Luttekes aan de Stationsweg. Naast de chauffeur zit Harm Zandbergen en achterin Carel Siero van het ontvangstcomité.
Foto: OudOmmen
Zie ook het album “Sint Nicolaas

Al jaren wordt de Sint hier vorstelijk ingehaald. In 1949 kwam Sint-Nicolaas met de trein naar Ommen. Honderden kinderen waren naar het NS-station gekomen voor een hartelijk ontvangst van het Spaanse gezelschap. Met de auto maakte Sint toen een rondgang door Ommen, gevolgd door een kinderfeest in de toneelzaal van Hotel De Zon. In de krant staat de dag erop het volgende verslag: “OMMEN. Honderden kinderen hadden zich Dinsdagmiddag bij het station opgesteld om Sint-Nicolaas te verwelkomen, die precies om half twee met de trein uit Zwolle arriveerde. Vanwege het slechte weer was de hoge gast zo verstandig geweest, zijn paard in Zwolle achter te laten. Namens het comité van ontvangst werd hij welkom geheten door de heren Harm Zandbergen en Carel Siero. Nadat de Sint en zijn twee knechten in een auto hadden plaats genomen, ging het in optocht naar de zaal van Hotel De Zon. Hier werd de kinderen van de Openbare, Hervormde en R.K. Scholen een echte gezellige middag geboden. Nadat de Sint vertrokken was werd er poppenkast vertoond en trad nog een heer op met zijn sprekende Pop. De kinderen hebben zich kostelijk geamuseerd, dankzij het initiatief van de muziekver. Crescendo en de medewerking der burgerij.”, tot zover het verslag uit de krant van 1949.

Kameel
De laatste jaren kom Sinterklaas in Ommen aan met de boot over de Vecht. Maar dat was ook wel eens over het Ommerkanaal. Was er geen boot dan werd het trein, (open)auto of brandweerauto. De ritjes door het centrum waren ook gevarieerd: op schimmel, in de koets of in de arrenslee. Zelfs kwam er al eens een kameel aan te pas. Sinterklaas is voor Ommen geen vreemde. Sinds 1900 mag Ommen zich verheugen op de komst van de Goedheiligman. Daarna kon de jeugd van Ommen blijven rekenen op zijn komst. De Ommer courant bericht in 1923 het volgende over de komst van Sint: “Vooraf gegaan door de muziekvereniging Crescendo trok een groote schare kinderen naar het station, om den goeden Sint, die met de trein van half twee uit de richting Junne zou aankomen, feestelijk in te halen. De verwelkoming was dan ook allerhartelijkst, de kleinen popelden van plezier”. Lees verder Sinterklaas komt aan in Ommen – Zuute plassies Ommer traditie met Sinterklaas

De taal van Ommen en contreien – een woordenboek over het Sallands

Maar liefst vier miljoen mensen in Nederland spreken Nedersaksisch, een streektaal die allerlei variaties kent; en ook in het noordelijke deel van Duitsland vind je deze officieel erkende streektaal terug.

 Foto van de cover ‘De taal van Ommen en contreien’.
Afbeelding: D. Postma

Alleen al in Nederland zijn echter grote verschillen te zien in het schrijven en spreken. ‘De taal van Ommen en contreien’ maakt dat duidelijk zichtbaar in de vele citaten die bij de woorden in dit woordenboek staan vermeld. De auteur, Gerrit Jan Martens, werpt echter ook licht op de overeenkomsten tussen de dialecten die tot het Nedersaksisch behoren en hij licht toe hoe sommige woorden zich in de loop der tijd hebben ontwikkeld. Zo krijgt de lezer haast terloops tevens een kijkje in de geschiedenis van het platteland in Nederland.

Emeritus predikant Gerrit Jan Martens heeft met dit woordenboek gepoogd om mensen te laten ervaren hoe streektaal in het dagelijkse leven wordt gebruikt. Als uitgangspunt nam hij de verhalen van zijn plaatsgenoot Dieks Makkinga die in Ommen veel bekendheid geniet. Al gauw breidde hij dat uit met vele citaten uit de gedichten van Johanna van Buren en korte fragmenten uit ‘De Darde Klokke’, het historisch tijdschrift van Ommen. Ook bezocht hij voor research de IJsselacademie in Kampen. Daar schreef hij gegevens met de hand over uit een enquête waaraan 60 plaatsen in Overijssel hadden meegewerkt. Zijn familie voorzag hem bovendien ruim 15 jaar van allerlei krantenknipsels en historisch materiaal.

Bij vele woorden in ‘De taal van Ommen en contreien’ wordt iets verteld over de etymologische herkomst: Wanneer werd een woord voor het eerst gebruikt? Uit welke taal is het afkomstig en wat betekende het oorspronkelijk? Symbolen in de kantlijn maken duidelijk wanneer sprake is van typisch streektaal bij spreekwoorden en gezegden. Ook wordt een beknopte uitleg gegeven van kenmerkende afwijkingen in spelling en grammatica, zoals de vervoeging van sterke werkwoorden.

‘De taal van Ommen en contreien’ bestaat uit twee delen: een deel Sallands-Nederlands en een deel Nederlands-Sallands. Het deel Sallands-Nederlands omvat ongeveer 250 pagina’s met Ommer dialectwoorden, gevolgd door een grammaticale beschrijving, betekenisuitleg en vaak nadere toelichting. Het tweede deel bevat een woordenlijst Nederlands-Sallands van ongeveer 50 pagina’s, en is een handig hulpmiddel als ingang op het eerste gedeelte.

Behouden voor een volgende generatie
Het belang van ‘De taal van Ommen en contreien’ wordt mooi door prof. dr. Nicoline van der Sijs in haar bijdrage aan het woordenboek beschreven: “De dialecten staan in het Nederlandstalige gebied onder druk en veranderen onder invloed van het Standaardnederlands. Dat maakt het des te belangrijker dat dialectsprekers hun moedertaal opschrijven. Dialecten verdienen het om bewaard te blijven en te worden doorgegeven aan een volgende generatie: bij voorkeur via de moedertaal, maar nu dat steeds minder vaak gebeurt, dan in ieder geval op schrift. Lees verder De taal van Ommen en contreien – een woordenboek over het Sallands

Telefoonverkeer in Ommen en Vilsteren geautomatiseerd

Aan de repeterende woorden die de telefonisten telkens maakten van “U wordt gebeld door…” om een telefoongesprek door te verbinden kwam in Ommen en Vilsteren op 2 juli 1956 definitief een eind.

 Vervangend stationhoudster mejuffrouw Koggel van de ‘Boerenpost’ te Vilsteren. Boerenposten waren telefooncentrales die de aanvragen voor interlokaal verkeer uit de zeer kleine plattelandsgemeenten behandelden, vandaar de naam. De tarievenlijst hing binnen handbereik.
Foto: OudOmmen

Vanaf toen werd het telefoonverkeer voor het eerst geautomatiseerd. De bellers konden zelf de verbindingen tot stand brengen. Eerder kon dat alleen via tussenkomst van de telefoniste op het telefooncentrale van het postkantoor Zij bracht vervolgens de gewenste verbinding tot stand. Het netnummer van de automatische telefooncentrale werd 05291 en de abonneenummers veranderde van twee naar drie cijfers. Vilsteren had een zogeheten “Boerenpost” met een centrale die een capaciteit had van twintig aansluitingen. De gesprekken via de centrale kwamen tot stand door een verbindingssnoer aan te brengen tussen de uitgangen van twee abonneelijnen.

350 abonnees
Op die maandagmiddag precies één uur werden de ongeveer 350 telefoonabonnees in Ommen en Vilsteren op het automatische net aangesloten. Aan het Bergpad werd hiervoor een telefooncentrale gebouwd. De ingebruikname werd door de PTT feestelijk gevierd in hotel Stegeman, waarbij onder meer tegenwoordig waren burgemeester mr. C. P. van Reeuwijk, wethouder G. J. Seinen, secretaris E. J. Stoeten, gemeentearchitect S. Reinsma, de heren G. Bosscher en B. Terra voor de middenstandsvereniging, de heren B. H. G. Lubbers en J. Vosjan namens de abonnees en hoofden van diensten uit het telefoonbedrijf.

De directeur van het telefoondistrict Zwolle, ir. E. W. Ott, zei zich te kunnen voorstellen dat men in Ommen op de automatisering heeft zitten wachten. De P.T.T. kon echter niet anders door materiaal schaarste en andere factoren. De kosten van aansluiting bedroegen f 600.000; dit is ruim f 1700 per abonnee. In 1955 bedroegen de uitgaande interlokale gesprekken in Ommen 115.000. In 1956 verwacht men een aantal van 150.000. Het aantal lokale gesprekken bedroeg in 1955 175.000. Gedurende de zomermaanden wordt ongeveer 20 procent meer getelefoneerd dan in de andere maanden, zo was berekend.

Eerst denken dan doen
De telefoondistrictsdirecteur verzocht, over de hoofden van de aanwezigen heen, de abonnees om toch vooral eerst te denken en dan pas te doen. Laat men eerst rustig de eerste bladzijden met aanwijzingen in de telefoongids lezen en laat men minder fouten maken. Weet ook waarover men wil spreken en zeg het zakelijk en kort. Het aantal door de telefonisten in 1955 afgewikkelde interlokale en internationale gesprekken bedroeg ongeveer 289.000 dit is gemiddeld per werkdag 1100. Dit betekent dat, met de lokale gesprekken erbij gerekend, de telefonisten per dag elk 350 gesprekken tot stand brachten.

Burgemeester Van Reeuwijk wenste in zijn toespraak de PTT veel geluk met het werk en bracht een woord van hulde aan de telefonistes, onder leiding van mejuffrouw B. van Elburg, en in Vilsteren de dames Niemeyer en Koggel, die met onuitputtelijk geduld al die jaren de telefooncentrale hebben bediend. Wij zullen nu de aangename stemmen der dames moeten missen, maar ook de mensen die halsstarrig verkeerd bellen. Lees verder Telefoonverkeer in Ommen en Vilsteren geautomatiseerd

Canon van de Ommer: Cornelis Edzard Warmold Nering Bögel (15)

In deze canon aandacht voor Cornelis Edzard Warmold Nering Bögel (1887-1964). De heer Nering Bögel werd in 1916 benoemd tot burgemeester van zowel Stad-Ommen als Ambt-Ommen.

 Cornelis Edzard Warmold Nering Bögel in de reeks ‘Canon van de Ommer’.
Afbeelding: OudOmmen
Zie ook het album “15. Cornelis Edzard Warmold Nering Bögel”, de verzamelplek voor alles over Cornelis Edzard Warmold Nering Bögel.

Op 1 mei 1923 werden de gemeenten Stad- en Ambt-Ommen tot één gemeente verenigd en werd de heer Nering Bögel benoemd tot burgemeester van de gemeente Ommen en vervulde deze functie tot 1952. Nering Bögel was dus in Ommen maar liefst 36 jaar burgemeester. Als eerbetoon is een straat naar hem vernoemd evenals een fraaie zitbank op landgoed Het Laar. Op 12 april 1917 trouwde de nieuwbakken burgemeester met Henriette Catherina Barones van Zuylen van Nyevelt. Tijdens leven van het echtpaar hebben zij gewoond in de als “Houtvesterswoning” omschreven witte villa aan de Stationsweg 14 in Ommen. Deze villa is omstreeks 1915 in opdracht van baron van Pallandt gebouwd als woning voor de houtvester van het Landgoed Eerde en Het Laar.

Natuurliefhebber
Burgemeester Cornelis Nering Bögel was een unieke man maar ook een echte aristocraat die weinig tegenspraak duldde. Toch heeft hij veel voor Ommen betekend. Als groot natuurliefhebber heeft Nering Bögel immer op de bres gestaan voor het behoud van natuur. Dankzij hem kwam de gemeente Ommen in het bezit van het landgoed Het Laar, waardoor dit voor slopershanden werd bewaard en een prachtig stuk natuurschoon werd behouden. Op zijn initiatief besloot de gemeenteraad tot aankoop van een groot complex heidegrond in Stegeren en Varsen, samen 160 hectare, bestemd voor werkverruiming, welke gronden vervolgens werden bebost. Onder zijn leiding werd het gemeente bezit het Ommerbos, groot 80 hectare belangrijk verbeterd. Groot voorstander was Nering Bögel van de bevordering van het esthetisch schoon van gebouwen en heeft na vele jaren van voorbereiding gedaan weten te krijgen dat de raad een uitbreidingsplan vaststelde voor de gehele gemeente. Tijdens zijn ambtsperiode verkreeg de gemeente van wijlen F. E. Baron Mulert bij testamentaire beschikking de eigendom van het landhuis “Piet Hein”, met kapitaal, dat toen als rusthuis werd geëxploiteerd.

Als burgemeester zorgde hij ook voor een eigen opwekkingsbedrijf voor elektrische stroom, naderhand omgezet in een distributiebedrijf en aangesloten bij de N.V. IJsselcentrale, verbouw en nieuwbouw van zeven openbare scholen, aanleg van harde wegen door de buurtschappen Dalmsholte en Vinkenbuurt, aanleg van de rondweg Julianastraat en bouw van een nieuwe Vechtbrug, verbouw van het gemeentehuis, verbouw perceel Kruisstraat voor kantoor van de gemeenteontvanger en het GEB en lokaliteit voor de vaktekenschool, bouw van een eierhal (tevens gymnastieklokaal), aanleg van rijwielpaden en verbetering van zandwegen. Voorts werden straten in de kom gemoderniseerd en verdwenen de zogeheten kinderhoofdjes in de straten, terwijl nagenoeg de gehele kom van een riolering werd voorzien. Verder zorgde hij voor de modernisering van de brandweer. Ook gedurende de oorlogsjaren bleef Nering Bögel in functie, jaren die voor de burgemeester niet gemakkelijk waren. Naast zijn burgemeesterschap heeft hij nog in velerlei opzichten de gemeenschap kunnen dienen. Als consul van de ANWB heeft hij de belangen der wandel- en ruitersport steeds behartigd. Verder was de burgemeester erelid van de Gemienschop van Oll Ommer.

Ridder
In 1952 nam Cornelis Nering Bögel na een bijna 36-jarige ambtsperiode op feestelijke wijze afscheid als burgemeester van de gemeente Ommen. In de toneelzaal van De Zon had zich iedereen verzameld die op enige wijze bij het werk van de gemeente betrokken waren. Een volkomen verrassing was de komst van de Commissaris der Koningin die Nering Bögel kon meedelen dat de scheidende burgemeester was benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau en hem deze onderscheiding persoonlijk op de borst spelde. Leden van de Ommer verenigingen namen met een indrukwekkend défilé afscheid van Nering Bögel. Na zijn pensionering was Nering Bogel was de eerste voorzitter van de in 1952 opgerichte Stichting Oudheidkamer Ommen. Lees verder Canon van de Ommer: Cornelis Edzard Warmold Nering Bögel (15)

De Ommer Bissingh, jaarmarkt met historie – enorme drukte op jaarmarkt in 1952

“De Ommer Bissingh is een jaarmarkt met historie”, kopt het Overijsselsch Dagblad op 28 juni 1952. De krant maakt melding dat de eeuwenoude Ommer jaarmarkt op de tweede dinsdag van juli in aantocht is.

De Ommer Bissingh
Foto: OudOmmen
Zie voor meer foto’s en informatie het album “Ommer Bissingh”.

De krant heeft onderzoek gedaan naar de oorsprong en weet ook te melden dat de jaarmarkt veel voor Ommen betekend. “De laatste weken kan men in Ommen weer geregeld het woord „Bissingh” opvangen, de naam van de grootste jaarmarkt in Overijssel die sinds eeuwen op de tweede Dinsdag van Juli in het oude stadje Ommen gehouden wordt. Hoe oud deze markt precies is kan niet met zekerheid gezegd worden, maar in 1557 maakt het boek der Stadswillekeuren er al melding van”.

Voorrecht van de Bisschop
De krant vervolgt: “Voor de naam Bissingh worden verschillende verklaringen gegeven. De meest aannemelijke is, dat deze markt als een voorrecht van de Bisschop van Utrecht ontstaan is en aanvankelijk „bisschopsdag” werd genoemd. Deze naam zou later verbasterd zijn tot Bissingh of bissinge, zoals de Ommenaren zeggen. Deze naam heeft niet alleen in Ommen, maar ook ver daarbuiten weerklank gevonden. Eerder duurde deze jaarmarkt drie dagen en begon zij reeds ’s Zondagsavonds na kerktijd. Maandagsmorgens om 11 uur werd zij ingeluid, waarna de verloting der standplaatsen een aanvang nam. Op die Maandag werd de speciale linnenmarkt gehouden. De Dinsdag was bestemd voor het jongvolk en ’s Woensdag werd de veemarkt gehouden. Het aantal vermakelijkheden was groot; zelfs het paardenspul ontbrak niet. Een bijzondere attractie vormde Peter Poes, die gedwongen was om jenever te verkopen, omdat zijn vrouw was gaan lopen. Het vermoeden is, dat zij juist daarom is gaan lopen. De toeloop naar de Bissingh was al in die dagen zo groot, dat men particuliere huizen moest inrichten als herbergen”.

Lees verder De Ommer Bissingh, jaarmarkt met historie – enorme drukte op jaarmarkt in 1952