Vroeger had ook Ommen een klepperman, een nachtwacht die met een klepper de ronde door de stad deed.
1863. Nieuwjaarswens van de nachtwacht.
Afb.: OudOmmen
Hij deed dienst als brandwacht en dorpsomroeper en kondigde in de nacht telkens de tijd aan. Met het klepper apparaat – een hamer aan een korte, houten steel die als een bel heen en weer werd gezwaaid maakte hij een luid en indringend geluid.
Oudejaarsavond
Toen de historische vereniging Gemienschop van Oll Ommer werd opgericht met als doel oude gebruiken in ere te houden was een van hun eerste activiteiten het in leven roepen van een klepperman. Deze moest, evenals in vroegere tijden, een heilwens uitspreken voor de burgers van de stad. De klepperman kwam er en in 1952 trok hij op Oudejaarsavond als vanouds door de straten. Bij zijn eerste rondgang werd de klepperman gevolgd door een groepje stadgenoten. Na het klepperen op hoeken van straten klonk de bij de oud Ommer zo bekende roep: “Hallef twalef heit de klok, de klok heit hallef twalef”. Ten tijde van de wisseling van oud naar nieuw om klokslag 12 uur arriveerde de stoet vervolgens bij de hervormde kerk. Door het koper-ensemble van “Crescendo” werd van de kerktoren ten gehore gebracht “Uren, dagen, maanden, jaren” en “Bede voor het vaderland”. Na dit plechtige ogenblik sprak de klepperman in de persoon van Gerrit Jan Paarhuis zijn op dicht gezette heilwens uit.
Ladder weg
Aanvankelijk liet het zich aanzien dat de koraalmuziek op de toren geen doorgang zou vinden. De man die dagelijks het torenuurwerk opwindt had de ladder weggenomen en verborgen, die toegang tot het hoogste gedeelte naar de toren geeft. Na lang zoeken werd dit onmisbare attribuut gevonden op de zolder van de kerk aan het andere einde van de toren. Nog juist op tijd kon het gezelschap de torenspits bereiken. Deze daad van “de Boone” zoals hij ook werd genoemd, wekte vanzelfsprekend grote ergernis op bij de Ommer bevolking. Echter, na nader onderzoek bleek Seinen geen enkele schuld te treffen. Hij bergt namelijk elke dag na het verrichten van zijn werk deze ladder weg om te voorkomen, dat onbevoegden zich toegang tot de toren verschaffen en hij onkundig gelaten van het feit dat Oudejaarsavond de toren gebruikt zou worden.
Vuurwerk
In 1954 was het Dieks Makkinga die als klepperman optrad en vanaf de trap van het klokkenhuis van de kerk een berijmde nieuwjaarswens ten gehore bracht, dit luid begeleid door knallend vuurwerk op de achtergrond. In 1958 maakt op oudejaarsavond de klepperman opnieuw zijn rondgang om klokslag twaalf uur de nieuwjaarswens uit te spreken. Het blijkt helaas de laatste rondgang te zijn. Hoewel het bestuur van de organiserende Gemienschop aangeeft dit oude gebruik door vele inwoners op prijs wordt gesteld en een dringende oproep doet aan de jeugd om tijdens deze plechtigheid geen vuurwerk af te steken blijkt deze oproep tevergeefs te zijn geweest.
Ratelman en toeter
De nachtwacht heeft in Ommen tot 1923 bestaan. Daarvoor zorgde de nachtwacht voor de openbare veiligheid. In 1762 stelde het stadsbestuur van Ommen een reglement op voor het werk van de nachtwacht. De wacht bestond uit twee man, een “ratelman” en een “toeter”, die op gezette tijden hun ronde door de stad moesten maken. De toeter gaf met zijn blaassignaal elk heel uur aan; de ratelman moest “duidelijk en behoorlijk hard” elk half uur omroepen. De wacht begon afhankelijk van de maand om 10 of 11 uur en eindigde tussen 3 en 5 uur. Later nam de ratel- of klepperman de gehele wacht waar. Het aangeven van de tijd gebeurde op vaste punten. De nachtwacht moest daar stilstaan en rondkijken of er ook onraad te bespeuren viel. Hij moest alle “straatschenders, kwestiemakers, vloekers, schreeuwers, bedrijvers van baldadig- en ongeregeldheden” van de straat weren. De wacht moest de ordeverstoorder eerst met woorden en als dat niet hielp met een flink pak rammel tot rede brengen. Kon de wacht de onruststoker niet alleen de baas, dan mocht hij een burger uit bed kloppen. Die moest hem dan helpen. Een burger die de nachtwacht in de kou liet staan en zich slapende hield, kreeg een boete van twee gouden dukaten, wat overeenkwam met de prijs voor 50 witbroden. De nachtwacht had ook de functie van wekker voor degenen die daarom verzocht hadden. Het luiden van “de middelste klok” vormde het eindsignaal van de wacht.
Carbid schieten
Het werk van de ordehandhavers in Ommen viel niet altijd mee. Tijdens de jaarwisseling van 1809 was het verboden met carbid te schieten. De jongelui trokken zich niets van dit verbod aan. Nachtwacht Berend Sterken probeerden enkele belhamels in de Kruisstraat het schieten te verhinderen. Maar de jongens gingen hem te lijf. De burgemeester, die om de hoek woonde, moest eraan te pas komen om een einde te maken aan het opstootje. Het werk van de dienaren had ook plezierige kanten. Zoals de krantenbezorgers tegenwoordig nog doen, brachten de stadsdienaars en de nachtwacht de burgerij ook een nieuwjaarswens. Dat leverde hun een aardigheidje op. Van veldwachter Lubbers was bekend dat hij graag een borreltje lustte. Men vroeg hem dan ook als hij zijn nieuwjaarswens uitsprak: “Lubbers wat heb ie liever, un dubbeltie of ’n borrel?” Hij antwoordde meestal: “Geef mie mar een dubbeltie én un borrel”.
Bron: Harry Woertink – 23 december 2021