Hoe waren de mensen in de achttiende en negentiende eeuw gekleed in Salland. Tegenwoordig moet je er voor naar het museum, vroeger was het in het dagelijks leven gewoon te zien op straat, op de markt, in de kerk of bij bijzondere gebeurtenissen. Een serie over klederdrachten.
1930. Op de voorgrond: Hendrikje Bremmer-Volkerink uit Giethmen met dochter Mina in de Brugstraat op weg naar de wekelijkse warenmarkt. Moeder in daagse schort; de knipmuts heeft ze thuis gelaten. Dochter Mina (5) draagt een lijf-en-rok combinatie met pofmouwtjes met daarover een hoge schort in wat we nu noemen ‘Ot-en-Sien-stijl’.
Foto: Harry Woertink
Zie ook het album “Klederdracht | Streekdracht”.
Mannenmode
Bij de kleding moet onderscheid gemaakt worden tussen werk- en zondagse kleding en tussen kleding van boeren en burgers. Door de week draagt de boer een zwaar en donker manchester, waaronder een zwarte trui en blauwe kiel. Het aantal onderkleren is zeer groot; er worden veel gebreide borstrokken gedragen. ’s Zondags verandert de garderobe. Dan trekt de boer zijn zwarte lakensepak aan, waaronder weer de trui. De pijpen van de broek zijn kort en nauw. Het geheel wordt gecompleteerd door zwarte sokken, de mooie wit geschuurde klompen en zwartzijden pet. De lakense kostuums zijn zeer degelijk en het komt vaak voor dat de boer zijn gehele leven hetzelfde kostuum gebruikt. Van de diverse modevoorschriften trekken de boeren zich nagenoeg niets aan. Confectiekostuums zijn in de dertiger jaren nog niet in zwang. Ook niet bij jongere boeren. De magazijnen voor confectiekleding vinden daarom ook hun klanten voornamelijk in de stad en een enkele keer onder de meer „verburgerlijkte” boeren. Het zondagse kostuum wordt alleen gedragen op zon- en feestdagen, bij visite en andere uitgangsdagen.
Vrouwenmode
De vrouwen gaan even stemmig gekleed als de mannen. Veel ondergoed, meestal van degelijke kwaliteiten en zelf gebreid; daarover twee of drie lange, wijde rokken en een jakje. Verder dragen ze zwarte gebreide kousen en buitenshuis werkklompen. Door de week wordt altijd een bontgekleurd schort gedragen. Het witte kanten mutsje wordt alleen ’s zondags opgezet bij de kerkgang en bij feestelijke gelegenheden. Zodra de vrouw van de kerkdienst is thuisgekomen, zet ze de muts weer af. De garderobe valt te onderscheiden in kleding voor ‘uit de rouw’ en voor ‘in de rouw’, daagsekleding, zondagse kleding, opknappersgoed en gelegenheidskleding. Lees verder Klederdracht ook in Ommen al lang voorbije mode (2)







