De Gemienschop van Oll Ommer maakte op 19 mei 1954 een reisje naar de bronnen van de Vecht in Duitsland. Onder de deelnemers ook Herman Wigbels voor het Ommer Nieuwsblad. Dit is deel 2 van zijn verslag voor het Ommer Nieuwsblad.
Het prachtige middeleeuwse altaar-drieluik in de kerk van Schöppingen, verhalend alle episoden van het lijden van Christus. Dit schoonste werk van de onbekende schilder leeft voort in de geschiedenis als de Schöppinger Meister en van wiens hand alleen nog in Keulen een werk te vinden is, want het grote stuk in Berlijn is bij de laatste oorlog verbrand.
Foto: Harry Woertink
Zie ook het album “1954 – Reis naar de oorsprong van de Vecht”
Schöppingen
In ons eerste artikel vertelden wij van de reis naar Schöppingen en de aanbieding van een foto aan de Duitse gastheren. In Schöppingen vertelde Pfarrer Krasbutter op interessante wijze in platduuts iets van de geschiedenis van de kerk en de plaats zelf. Onder Lodewijk de Vrome in 838 was Schöppingen als een plaatsje en iets van die oude tijden waait nog steeds door de kruinen der bomen en spreekt nog uit de stenen der kerk. Van een heidense offerplaats maakte Sankt Brictius er een Christengemeente van. Uit de offersteen groeide een houten kerk, later herbouwd in Romaanse stijl. Veranderingen en uitbreidingen schonken de kerk daarbij nog een vroeg- en laatgotisch uiterlijk. In de kerk, waar zich allen verzamelden, verhaalde de Pfarrer bijzonderheden over de geschiedenis van het interieur en zijn stem werd gloedvol toen hij kon vertellen over het prachtige middeleeuwse altaar-drieluik dat de dag tevoren teruggekomen was van een 30.000 guldens eisende restauratie. Het prijkte reeds weer boven het altaar in al zijn mystieke middeleeuwse schoonheid, verhalend alle episoden van het lijden van Christus. Vol bewondering bekeken allen dit schoonste werk van de onbekende schilder, die voortleeft in de geschiedenis als de Schöppinger Meister en van wiens hand alleen nog in Keulen een werk te vinden is, want het grote stuk in Berlijn is bij de laatste oorlog verbrand.
Na nog een laatste blik geworpen te hebben op de kleine Vecht waarin de vrouwen hun was zaten te spoelen en welk stroompje nooit bevriest, hoe wonderlijk het ook moge klinken, werd verder gereden naar Eggenrode. Behalve de Pfarrer gingen de Schöppinger autoriteiten mee om het contact met Scholten Berend tot stand te brengen. Van een wonderlijke schoonheid was hier het landschap. Puur de lucht, zacht de kleuren, fris en vredig, zorgeloos mooi de landerijen. Vanaf de Schöppingerberg, 157 meter, had men een prachtig panorama aan alle zijden. Als een groene lappendeken in vele tinten vertoonde zich het opschietende zaaisel tegen de heuvelflanken, overal doorbroken met het tere wit van de bloeiende bongerds en doorsneden met het wit van de fruitbomen die hier allerwegen langs de straten geplant zijn.
Eggerode
Buigend en lachend stond Winter Willem op de middelste trede van de stoep van zijn Gasthaus, toen de bussen voorreden in het gehucht Eggenrode dat 800 inwoners telt maar jaarlijks duizenden toeristen ontvangt omdat in zijn midden de bedevaartkapel staat, die daar bekend is als de “Madonna van Eggenrode”. Hartelijk schudde hij de hand van het bestuur der Oll Ommer en ging het gezelschap voor naar de ruimte eetzaal waar in allerijl de laatste hand werd gelegd aan het Schinkenbrot en de Kaffee. De smaak was uitmuntend en de grote plakken brood bedolven onder een laag gesneden vlezig spel verdwenen als sneeuw voor de zon. Voor echter de honger kon worden gestild had ook hier een korte plechtigheid plaats. Onder warm applaus bood de heer Hurink hier aan burgemeester Schulze Bernhard Eggenrode eveneens een foto van de Vecht aan, nadat van beide zijden hartelijke begroetingswoorden waren gesproken, die gekruid werden met vele applausjes. Na het eten vertelde magister Nijhuis, hoofd van de school, aan de hand van een kaart de geschiedenis van de plaats en van de Vecht, die hier ontstaat door de samenvloeiing van 2 beken, de Buloërbach en de Rockelerbach. In dit water voegt zich later de bron van Schöppingen. Natuurlijk werd ter plaatse de samenvloeiing van de 2 kleine beekjes bekeken evenals de omgeving en de oude kerk.
Darfeld
Door de prachtige natuur reed men meer dan een uur later naar het prachte slot Darfeld. Een van de hoogtepunten van de tocht was de bezichtiging van ’t prachtige slot Darfeld. Rond de oude fontein op de grote binnenplaats en de oude grafelijke kapel was het aangenaam verpozen. Na een korte rondwandeling ging het verder naar Burgsteinfurt, waar in het bekende Bagno de maaltijd werd gebruikt en door de heer Hurink in een tafelrede nog eens doel en streven der Oll Ommer werd uiteengezet, waarna hij met hartelijke dankwoorden ook de heren Jan Jans en Hulsbekke een copy van de Vecht-foto aanbood. Jan Jans en oud-burgemeester Nering Bögel beantwoordden zijn rede met woorden van lof en dank en aanmoediging.
Terug naar de grens
In een opperbeste stemming reed men daarna naar Burgsteinfurt terug om er gezellig te winkelen in de bij het verlaten van het hotel begonnen stortregen. Die regen handicapte de tocht verder, want in Bentheim maakte zij een ontijdig einde aan het genieten van de prachtige vergezichten vanaf de oude toren. Via Gildehaus ging het terug naar de grens. Niemand behoefde achter te blijven en zo vond men elkaar dan een uurtje later terug in het gezellige hotel de Waarbeek bij Hengelo. Daar werd de heer Hurink als herinnering aan de tocht de overgebleven foto van de Vecht aangeboden als dank voor zijn stuwend werk. De heer Hurink droeg de foto spontaan over aan de Oll Ommer, zodat deze in het “stamcafé” komt te hangen. Daarna nog een kopje koffie en een glaasje en toen lokte de eigen huiselijke aard, waaraan alle deelnemers tegen middernacht weer hun plaats gevonden zullen hebben, vol van de indrukken van deze dag. Tot zover over de tocht naar de bronnen van de Vecht in het Ommer Nieuwsblad in 1954.
Zie voor deel 1 “Reis naar de oorsprong van de Vecht (1)”
Bron: Harry Woertink – 3 augustus 2021