Kasteel Eerde als roofriddernest schrik van de hele streek

Kasteel Eerde maakte ééns deel uit van de vele roofriddernesten van Overijssel en was de schrik van de hele streek. Zo wordt de geschiedenis van kasteel Eerde omschreven.

 Eén van de wandversieringen op kasteel Eerde, met het kasteel op de achtergrond.
Foto: OudOmmen
Zie voor meer afbeeldingen het album “Kasteel Eerde”.

De vroegste historische bronnen die over het landgoed Eerde of Irthe verhalen, zijn die uit de 13e eeuw. Daarin wordt gesproken van een vrije, „heilige hoeve” van de abdij van Essen. Zo’n vrije hoeve, ook wel opperhof of stamhof genaamd, was een zelfstandig en onafhankelijk landgoed, dat bij de oorspronkelijke vestiging van de Saksers in dit gewest opkwam en zijn ontstaan dankte aan een van de edelen uit die volksstam. De opperhof werd omringd door de hoeven, die bewoners hofhorig waren aan de hofheer. Eerde maakte dus aanvankelijk van de stamhof van een edelen Saxer uit, die het gebied voerde over de „op de gemeene erven of hoeven gevestigde hofhoorigen”. Toen het Christendom hier allengs doordrong, stelde de hofheer zijn vrije hoeve op vrome wijze onder de bescherming van het geestelijk gesticht van Essen, die daarvoor in ruil heel wat verplichtingen oplegde.

Evert’s hoeve
Bij de naam “Hoeve” heeft men een andere vermoeden dan dat hier sprake van is. In de 14e eeuw was deze hoeve zó sterk gemaakt door zijn eigenaar Evert van Essen, dat er van gesproken wordt als van een kasteel van steen en van hout, waarop de eigenaar „allen wilden verbeyden, die tot hem komen mogten”. Deze Evert van Essen doopte zijn sterkte Kasteel Eerde en ging weldra over tot het „aan zich trekken” van vele bosschen en van de landlieden van Salland, die aan den bisschop van Utrecht toebehoorden. En hij deed zoveel “onbescheid” in Salland, beide aan steden en landlieden, dat grote klachten aan de bisschop kwamen. Deze sloot daarop een overeenkomst met de steden Zwolle en Deventer, riep de hulp in van de heren van Egmond en IJsselstein en Jonkheer van Arkel en trok met vele ridders en knechten over de IJssel om Evert’s hoeve te belegeren. Men gebruikte hierbij een grote blijde (katapult), die tegelijk 1300 pond stenen wierp en voorts steenbussen en alles waarmee men maar werpen en schieten kon. Doch het houten huis kon niet worden vernietigd, zelfs niet beschadigd, want de stenen stieten daar weder af, alsof zij ballen waren geweest, wijl de stijlen en balken zo dik waren als molenstanders en dicht bij elkaar stonden. Maar zij wierpen het steenwerk geheel in stukken. Na 25 dagen belegeren, ziende dat geen ontzet komen zou, moesten de bewoners het kasteel wel overgeven. Dit geschiedde en de bisschop wilde het kasteel omver halen, maar het houtwerk was zó sterk, dat het niet te slopen was. Toen stak men er de brand in en het brandde een maand lang.

Kasteel Eerde opnieuw geslecht
Evert van Essen werd vervolgens in genade aangenomen en verzoende zich met de bisschop. Doch die verzoening zou de heren van Eerde later geen geluk aan brengen. In een vergadering van edellieden en aanzienlijken uit deze streek door de bisschop van Utrecht bijeengeroepen op 11 juli 1521 aan de nabij gelegen Nieuwebrug werden besproken de maatregelen te nemen tegen de oorlogszuchtige Zwollenaren, die onder beschermheerschap van de hertog van Gelderland, Karel van Egmond, de gehoorzaamheid aan de Stichtse heren hadden opgezegd. Nauwelijks waren de edelen bijeen, toen zij plotseling door het Gelderse krijgsvolk werden overvallen, die verscheiden hunner gevankelijk naar Zwolle voerden waar zij bijna 2 jaren gevangen werden gehouden. De dag na de overval aan de Nieuwebrug trokken vele Zwollenaren uit om de verlaten sloten der gevangen edellieden te vernielen. Het herbouwde kasteel Eerde werd bij die gelegenheid veroverd en geslecht.

Baron Johan Werner van Pallandt
Na de verwoesting van het kasteel in 1380 was het landgoed in handen gebleven van het geslacht van Essen, tot dat in 1531 het naar de familie Twickelo overging, die het aanvankelijk in leen hadden gekregen van de Staten van Overijssel en het behielden tot dat het in 1588 door huwelijk in bezit kwam van het geslacht van Renesse om ten slotte in 1706 in het bezit te komen van Baron Johan Werner van Pallandt, welke gehuwd was met een erfdochter van Renesse, Baronesse Johanna Elisabeth van Baer. Deze Johan Werner van Pallandt is de stichter van het tegenwoordige kasteel Eerde. Van hem en zijn vrouw zijn de familiewapens welke thans aan den voorgevel van het kasteel prijken. De leenroerigheid van het landgoed hield op te bestaan tengevolge van de omwenteling van 1794 evenals eertijds de onderhorigheid aan de abdij van Essen bij het ontstaan der leenroerigheid.

De heer van het landgoed werd de vrije eigenaar van de grond met pachters voor de boerenerven. Die boerenerven liggen aan de grens van de hoge bouwlanden, die zich tot aan de heuvels van de Besthmer uitstrekken. Doch tussen deze erven en het kasteel liggen uitgestrekte eiken- en dennenbossen en vervolgens de prachtige beukenbossen met de brede statige lanen welke het kasteel aan drie zijden omgeven. De natuur op het landgoed is er heerlijk en vol afwisseling. Op een schilderachtige wijze doorsneden door het bekoorlijke riviertje de Regge, is het goed rijk aan hout en wisselen eiken, beuken, berken en dennen op het geaccidenteerde terrein zich op boeiende wijze af. Voor hen, die niets gaat boven onze afwisselende Hollandsche luchten en wijde vergezichten met de prachtige Ruysdaeleffekten, voor de liefhebber van planten en dieren (er mag op Eerde op geen enkel dier gejaagd worden, wat reeds merkbaar ten goede schijnt te komen aan het evenwicht in de natuur), voor hen, die in ’t bijzonder houden van de nog ongerepte natuur, waarin men uren ongestoord kan dwalen, is deze streek een oord van vrede en geluk.

Bron: Harry Woertink – 10 januari 2020

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s