Hoe werd er door de kranten over Ommen geschreven toen in 1948 het 700 jaar bestaan van de stad werd gevierd. Dit is deel 3.

1948 Ommen 700 jaar stad. Een versierde Bouwstraat. Aan het eind van de straat is een deel van de nagebouwde Arriërpoort te zien.
Dromerig stil bestaan
“Wanneer we de slagen en rampen, welke het van tijd tot tijd troffen, buiten beschouwing laten, dan leidde Ommen eigenlijk door de eeuwen heen het dromerig stil bestaan van een klein provinciestadje, dat door gebrek aan goede verbindingen heel weinig contact met de buitenwereld had. De mensen in de „stad” verdienden hun broodje door enige handel ter verzorging van het omringende platteland, er was enige nijverheid ook al ten bate van de nabijgelegen buurtschappen en overigens woonden er behalve enkele ambtenaren enz. nog wat boeren, die hun bedrijf buiten de kom hadden.
Bedelaars naar Ommen
In de 19de eeuw gebeurde er iets, dat voorkwam, dat Ommen in een algehele vergetelheid verzonk. In 1818 stichtte Johannes van den Bosch een bijzonder grote bedelaarskolonie bij de Ommerschans. De stedelijke autoriteiten misbruikten deze kolonie om er het uitschot van de grote steden heen te zenden, maar, niettemin werd het ideaal van v. d. Bosch om van bedelaars en andere mislukkelingen weer nuttige mensen in de maatschappij, in casu landbouwers te maken, voor een deel verwezenlijkt. Later nam het Rijk het gehele complex over van de Maatschappij van Weldadigheid en nog later (1893) kreeg de Ommerschans een nieuwe bestemming: eerst Rijksopvoedingsgesticht en daarna Psychopateninrichting.
Einde van eeuwenlange slaap
In de laatste vijftig jaar ontwaakte Ommen echter pas definitief uit zijn eeuwenlange slaap. Dank zij de nieuwe wegen, dank zij de betere verbindingen leerden steeds meer mensen de schoonheden van de streek rondom het oude stadje kennen en langzaam maar zeker kregen vele Ommenaren een geheel nieuwe bron van inkomsten: het vreemdelingenverkeer.
Het waren de padvinders, die Ommen „ontdekten”, maar de grote stoot in opwaartse richting kwam echter toen Philip baron van Pallandt zijn landgoederen het Laar en Eerde schonk aan de Theosofische beweging „De ster van het Oosten”. Uit de ganse wereld togen bewonderaars van Krishnamurti en zijn leer naar de bossen van Ommen en dit betekende ook natuurlijk een enorme stimulans voor het tourisme in deze streken. Ommen werd een druk bezocht vacantie-oord, maar behield de bekoring van een rustige plattelandsgemeente.Geen grote mannen, maar….
Bij onze wandeling in looppas door Ommen’s historie noemden we geen namen van „grote mannen”. En inderdaad Ommenaren, die het tot internationale, nationale of laat ons bescheiden zijn, tot provinciale roem gebracht hebben, kennen we niet (het heden laten we natuurlijk buiten beschouwing). Belangrijker echter dan de roem van een enkeling is de levenswijze en stijl van de ganse bevolking. En deze is uitstekend. We sluiten ons aan bij een onbekende auteur, die ruim honderd jaar geleden een beschrijving van Ommen gaf en daarin de bewoners van het stadje als volgt karakteriseerde: „Zij zijn doorgaans allen van een gezond en sterk lichaamsgestel en van eenen opgeruimen aard. De weelde en het zedenbederf der groote steden worden in Ommen zelden opgemerkt. De oude Overijsselsche gulheid wordt er niet verloochend. De levenswijze is er over het algemeen noch te stijf, noch te uitspattend”. Zo was het in 1830. Ommenaren, laat het zo zijn en blijven!”
Tekst: Harry Woertink – Foto’s: collectie Oud Ommen.nl

1948. Ommen 700 jaar stad. ‘Ik zal handhaven’. Straatversiering aan het Bouweinde, tegenover de gereformeerde school (Bouweinde is sinds 1957 Dr. A.C. van Raaltestraat).
De straatversiering is het enige wat ik nog kan herinneren van de tijd. Als klein kind heeft het een grote indruk op mij gemaakt. Ik woonde toen aan de Schurinkstraat 3. Dat huis is gesloopt.
LikeLike