Wat deed de bevolking van Ommen omstreeks 1830 om aan de kost te komen.

1938. Horlogemaker Peter Oldeman aan het werk. Vanaf 1775 was de firma P. Oldeman en Zoon in Ommen gevestigd.
Onderzoek van toen laat zien dat de Ommenaren voornamelijk hun bestaan vinden in landbouw, ambachtelijk werk, zoals timmeren en metselen, enige industrie en kleinhandel.
Twee horlogemakers
Onder de gemeente Stad Ommen behoorde een olie- en pelmolen die tevens dienst deed als korenmolen. Verder een zaagmolen en een korenmolen. Ook was er in Ommen een jeneverstokerij te vinden, een tabakskerverij, twee grutterijen, vier drukkers en blauwververs van stoffen.
Verder telde de stad een kunstdraaijer, twee horlogemakers, een hoedenmaker, een knoopmaker, een koperslager en een blikslager. Dan nog waren er twee leerlooierijen, drie metselaarsbazen, vijf timmerlieden met hunne knechten, tien kleermakers, een heel- en vroedmeester en een veearts.Tien schoenmakers
Met kapotte schoenen lopen was toen niet nodig, want er waren maar liefst 10 schoenmakers. Verder twee kuipers, drie grof- en hoefsmeden, een wieldraaijer, drie schilders en glazenmakers.
Ook op het gebied van de alcoholhoudende dranken deed Ommen mee met drie grossiers in sterke dranken, een wijnkoper, elf tapperijen en negen kroegen. Twintig winkeliers probeerden dagelijks hun waren aan de man of vrouw te brengen. Tot slot, met dertien kooplieden, zes voerlieden en rijtuighouders en zestien schippers van Vechtzompen wordt het onderzoek in 1830 naar de middelen van bestaan in Ommen afgesloten.

1938. De winkel van stadsuurwerkmaker Peter Oldeman aan de Brugstraat. In de deur staan Hartog de Levie, Peter Oldeman en diens echtgenote.
Tekst: Harry Woertink – Foto’s: collectie OudOmmen.nl
Mijn eerste bril toen ik 14 was kwam van Oldeman.
LikeLike