Lezers van kranten werden vroeger regelmatig ‘getrakteerd’ op reisverslagen door de provincie.

Dit tolhuis stond aan de Hammerweg en is in 1963 afgebroken.
Het is herbouwd bij het Streekmuseum.
Dit is deel 2 van een fietstocht dwars door Overijssel opgetekend in de zomer van 1899. De fietstocht gaat na Ommen verder in zuidelijker richting.
Den volgende ochtend besteeg ik weer mijn karretje en sloeg den weg naar het zuiden in, richting Lemele – Hellendoorn. Na een paar kilometer gereden te hebben, kwam ik aan een tolhek, waar een handwijzer van den ANWB me weer in de gelegenheid stelde om een juiste keuze te doen uit de twee wegen die hier samenkomen. Deze handwijzers die niet alleen den weg naar verschillende plaatsen aanwijzen, maar ook den afstand in kilometers aangeven, juister en onfeilbaarder dan de meest bereidwillige inboorling, zijn een ware uitkomst voor fietsers en wandelaars en de Bond verdient er voor een extra pluimpje. Wat ik hierbij aanbied.
Eerde
Hoewel van plan den weg Lemele – Hellendoorn te nemen, sloeg ik eerst die naar Den Ham in en ik raad ieder die den tijd heeft en iets moois wil zien, aan hetzelfde te doen. Na slechts enige minuten fietsen langs een weg met eerst aan weerszijden dennebos en later geheel in schaduw, vertoont zich aan de rechterhand een brede zijlaan, aan welker einde ligt het kasteel Eerde, eigendom van baron van Pallandt.
Zoals ik het daar voor me zie aan het eind dier lange laan, midden in een bos, lijkt het een betoverend slot uit een sprookje, dromend in de morgenstilte en wachtend op een, die het rechte woord zal spreken en de betovering breken. Ik ga een ogenblik op een van de banken in de laan zitten en zie het donkere bos in, waar een enkele lichtplek een eekhoorntje zichtbaar maakt. Het aardige dier wipt verder en het roodbruine lijf lijkt zwart in de donkere schaduw beneden, om dan weer op te lichten in de zonneplekken tussen de bomen. Heel dicht waagt het diertje zich bij mij, als wist het, dat wie voelt het mooi van deze stillen zomermorgen, niet zal kwellen, wat leeft. Kijk ik verder het bos in, dan zie ik diepere, donkere schaduwen. Als je dieper het leven indringt, zie je ook de mysteriën, de onbegrepenheden zwart en vaag belijnd als in de achtergronden der bossen. En het is soms of ook het leven zijn “verboden toegang” neerschrijft waar de denker nog verder wenste te gaan, zoals de adellijke mensen op ginds bordje, met hun hatelijke artikel 461 ieder verdrijvend, die gaarne doolt door mooie lanen.Lemelerberg
Het moet in deze buurt wemelen van wilde konijnen. Een jongen, die me tot gids was bij het beklommen van den Lemelerberg, vertelde me van een vroegere stroper Gloria, die zeer ten genoegen van de hier wonende boeren, honderden hazen en konijnen stroopte en ze bij karrevrachten vervoerde. En Gloria was niet te pakken. De man kon lopen als de vluggevoete dieren, waar hij jacht op maakte. De heren boden hem twaalf gulden per week (de jongen sprak die grote som met respect uit) als hij het stropen wilde nalaten, maar Gloria ging niet op dat royale aanbod in. Eindelijk hebben ze hem gepakt. En nu behoort deze koning der stropers met zijn mooie naam tot de geschiedenis als zovele anderen.
Nieuwebrug
Ik fietste langzaam tot den handwijzer terug om nu den weg naar Lemele te nemen. Weldra bereikte ik Nieuwebrug (over de Regge). Het water is heel laag, ik kan de visjes zien spartelen in het voortbewegen hunne schaduwvlakken, die den gelen zandbodem verdonkeren, meeslepend. Een eindje verder vertoont zich eensklaps de Lemelerberg. Ik stal mijne fiets bij een boer naast de villa Klein Archem van den heer Manger Cats, wiens zoon me den weg wijst naar den berg.
Deel 1 van dit reisverhaal is hier te lezen: Ommen ingedroogd stadje (1)
Tekst: Harry Woertink – foto: collectie OudOmmen.nl