“Ommen en omstreken” luidt de titel van een in 1925 door de VVV uitgegeven gids met “Schoone plekjes van Ommen’s omgeving”.
Villa Hei en Dennen aan de Hammerweg met de toenmalige bewoners.
Foto: OudOmmen
De uitgave was bedoeld om de vele vreemdelingen opgewekt hun vakantietijd in Ommen door te laten brengen. Hieronder de tekst, waarbij de spelling van toen is aangehouden.
Ommen
“Het plaatsje levert overigens weinig bezienswaardigheden op, maar het is ook niet daarom, dat jaarlijks tal van vreemdelingen er een bezoek komen brengen, zij zoeken en vinden er een schoone natuur. Laten we enkele wandelingen ondernemen. We verlaten de stad over de Vechtbrug en slaan rechtsaf, we betreden de Zwolscheweg.
Het Laar
Na enkele huizen en den molen te zijn gepasseerd, zien we voor ons een dicht bosch oprijzen, ’t Is het Laarsche bosch, dat we in gaan door het witte hek. De hoofdweg, beschaduwd door kastanjeboomen, brengt ons voor het Laar, tegenwoordig een druk bezocht pension. Het ligt op geruimen afstand van den weg, daarvan gescheiden door een grooten tuin en een gracht, waarover een steenen brug ligt. Door zijn kloeken bouw, zijn lichte kleur, die prachtig afsteekt tegen het hooge geboomte ter weerszijden, levert het huis een schoonen aanblik op. Er achter strekt zich een gezellig wandelbosch uit. Het is grootendeels rechtlijnig aangelegd, maar door de afwisseling van hooge boomen en laag struikgewas, mist het alle stijfheid. Enkele boomen van hoogen ouderdom treft men er aan, zoo bij het schilderachtige bruggetje „de dikke eik” en nog dieper het bosch in „de dikke den”. Bij deze laatste staat op ’t eind van een breede sloot een eenvoudige houten gedenknaald, dragende het jaartal 1901. Hier hebben we tevens gelegenheid onze wandeling voort te zetten. Bij den dikken den slaan we links af, we volgen een dijkje aan beide zijden begroeid met dicht struikgewas, de Giethemer Hooiweg. Spoedig verwisselen we de lage weilanden aan weerszijden tegen de hooger gelegen heidevelden en wordt het hakhout vervangen door naaldhout.
Wolfskuil
Even over de spoorlijn buigt het pad linksom en we bevinden ons in een streek, die sterk aan de duinen herinnert. Heuveltjes, beplant met jonge dennen, wisselen af met diepe inzinkingen.Van deze laatste noemen we de Wolfskuil, een laagte van verscheidene meters diepte en grooten omvang, van welks rand men een schoon vergezicht geniet op de Lemelerberg, die stijl oprijst uit de lage weilanden van Giethmen. Links steekt het roode dak van „Huize Henan” boven de donkere dennen uit. Daarheen voert een zandweg, die uitkomt op den Hammerweg, waarlangs we Ommen weer in twintig minuten bereiken.
Hei en Dennen
Een ander maal geldt ons bezoek de Besthemerberg. Deze ligt op ongeveer een half uur afstand ten Z. O. van de Stad. De Stationsweg is weer het begin van den tocht. We volgen dien over de spoorlijn, langs de villa „Hei en Dennen” tot de Zuivelfabriek. Daarvóór buigt links een smalle zandweg af, die we inslaan, doch spoedig betreden we een steviger pad, dat zich langs roggeakkers slingert door de buurtschap Besthmen. Hier krijgen we het doel van de wandeling in ’t oog, den berg. Zacht glooiend verheft hij zich tot een hoogte van ongeveer 40 meter. Van den top overzien we het liefelijk panorama, dat zich voor onze oogen ontrolt. Over de Saksische boerenhoeven, alle verscholen tusschen loofboomen en omringd door rogge- en aardappelenvelden, zien we in de verte de torentjes van Ommen. Treffen we het, dat de rogge nog niet is gemaaid, zoodat de wind de arenzee doet golven, dan is door dien aanblik de moeite van ons klimmen reeds beloond. Naar het Zuiden verheft zich de Lemelerberg; van hier vallen duidelijk de witte plekken zand, scherp afgeteekend tegen de donkere heide, en het diepe ravijn in ’t oog. Aan de achterzijde dalen we weer af. We banen ons een pad door het naaldhout, dat hier zeer dicht opeen staat en houden weldra verrast stil aan den rand vaneen watervlakte, het bekende meertje. Te midden van het dichte bosch, waar geen geluid ons oor treft, gaat er van de stille plas een zeldzame bekoring uit. Aan den overkant, waar de oever hooger is en ijler geboomte het uitzicht minder belemmert, heeft men het mooiste gezicht over de omgeving en meteen de gelegenheid om eenigen tijd te rusten.
Landgoed Eerde
Zooveel mogelijk rechts aanhoudend (naar het Westen) bereiken we na eenigen tijd een grintweg. We bevinden ons op het grondgebied van het landgoed Eerde, dat van deze plaats ongeveer een kwartier loopens verwijderd ligt. We volgen den weg linksaf; een dubbele rij beuken aan beide zijden bieden bij zonneschijn koele schaduw. Het kasteel ligt te midden van een uitgestrekt bosch, een breede oprijlaan leidt er naar toe. In 1380 schijnt op deze plek een kasteel gesticht te zijn, dat tweemaal geheel verwoest en herbouwd werd. In 1706 kwam het aan de familie Van Pallandt, waaraan het nog behoort. Het is een rechthoekig gebouw, omgeven dooreen dubbele gracht en geflankeerd door bijgebouwen. De voorgevel, bevattende het jaartal 1715, wordt bekroond door een boog, waarin éen uurwerk is geplaatst; een weinig lager vertoonen zich de wapens van den stichter en diens echtgenoote.
Steile Oever
We keeren op onze schreden geheel terug en bemerken dan weldra dat de weg sterk klimt. Als we de grootste hoogte hebben bereikt, gaan we door de draaibare afsluiting van een zijpaadje en staan aan den rand van een breed en diep dal. ’t Is hier de Steile Oever, naar beweerd wordt, één van de schoonste plekjes in ons vaderland. Het uitzicht is schilderachtig. De hooge oever, waarop we staan, is een uitlooper van den Besthemerberg, die hier met een hoogte van ongeveer 15 meter in het dal van de Regge bijna loodrecht naar beneden gaat. We dalen den hoofdweg af langs twee witte grenspalen, die het gebied van Eerde afsluiten. Onze weg is thans een fraaie berkenlaan, die in volle schoonheid prijkt in ’t voorjaar, als de helder witte stammen getooid zijn met het fijne, lichtgroene loover. Weldra hebben we nu den weg bereikt, waar we onze wandeling aanvingen en zijn we in een half uur weer thuis.
Nieuwebrug
Aan de overzijde wordt het dal afgesloten door den Lemelerberg. Tusschen deze twee heuvels slingert de rivier zich door, terwijl zij zich in de verte in de bosschen van Eerde verliest. De enkele huisjes, weggedoken in ’t groen, de groene boorden waarvan het eentonige wordt weggenomen door hier en daar een alleen staanden boom, alles gevat ineen rand van donkere bosschen (aan de overzijde de bosschen van Archem) geven aan het landschap een verrassende schoonheid. Waar de berkenlaan ten einde loopt, hadden we linksaf kunnen gaan naar den Lemelerberg. (Het spreekt vanzelf, dat men deze niet op dezelfde wandeling kan bezoeken.) Na eenige minuten bereiken we een brug over de Regge, die aan de omringende huizen, waaronder een school, den naam van Nieuwebrug verleend. Deze plek was vroeger van meer belang dan tegenwoordig. Hier kruisten elkaar een druk bevaren rivier en een voorname weg van het Zuiden des lands naar het Noorden. Zoo lezen we, dat bij een belegering van het kasteel Eerde in 1521 de ter verdediging opgeroepen edelen hier bijeen kwamen.
Lemelerberg
Waar op korten afstand van de brug de weg een bocht maakt, slaan we rechts een zandpad in, dat ons spoedig aan den voet van den berg voert. Hier aan den Noordkant rijst hij steil uit de vlakte op, tot een hoogte van ruim 80 meter. Na een flinke klimpartij bereiken we den top, uit de verte reeds kenbaar aan den steenen paal van de Rijks Driehoeksmeting. We staan in ’t eerst verbijsterd stil over het reusachtig gezichtsveld, dat we overzien. Vóór ons strekt zich de vlakte uit, waar we de torens van Ommen, Vilsteren en Dalfsen gemakkelijk onderscheiden en na eenig zoeken spoedig die van Zwolle, en Hattem. Naar het Zuiden daalt de berg zeer langzaam af over een lengte van meer dan een half uur. Daar wijzen ons de fabrieksschoorsteenen de ligging van Lemelerveld, Nijverdal en Almelo. lemand, die in de provincie Overijssel goed bekend was, schreef: „Bij stil en helder weder ziet men vandaar met het bloote oog de torens van Zutphen en het Zwolsche diep bij Genemuiden; met een telescoop of goeden kijker kan men aan de ééne zijde de schepen op de Zuiderzee zien zeilen en aan de andere de vensters in het kasteel Bentheim tellen, en de toppen van een honderdtal torens rondom zich heen onderscheiden.”
Groote Steen
Een bijzonderheid zijnde bronnen en „de groote steen.” Deze laatste ligt aan de Westzijde van den berg. Hij is langwerpig van vorm, de grootste lengte is 22 voet. In de buurt van den steen liggen twee bronnen, die ’s winters nooit bevriezen. Aan de Noordzijde is de oppervlakte met diepe zandkloven doorsneden, meest veroorzaakt door zware stortregens; zoo ontstond de grootste voor ongeveer 150 jaar door een wolkbreuk. Op het Zuidelijk gedeelte van den berg, tegenover de buurtschap Lemele, wordt door de Oranjebond van Orde een gedenkteeken opgericht, voorstellende een leeuw, als herinnering van de viering van het 100-jarig bestaan van Nederlands onafhankelijkheid. De tochtjes boven omschreven, zijn alle gemakkelijk te voet te doen. Voor hen, die zich van één of ander voertuig bedienen, valt er nog veel te zien”.
Tot zover deel 2. Binnenkort in deel 3 het slot van de wandelgids “Ommen en omstreken” uit 1925..
Bron: Harry Woertink – 11 oktober 2020