In 1930 waren er volgens de Landbouwtelling in Ommen 103 „landarbeiders” met minder dan 1 ha grond en wel 18 met 5-15 are, 20 met 15-20 are, 29 met 25-50 are en 36 met 50 are-1 ha.
Alle bewoners van het dorp Vilsteren wonen op een stukje grond van het landgoed en zijn dus pachter, erfpachter of huurder.
Foto: OudOmmen
Men kan op grond van de uitkomsten der Landbouwinventarisatie en verder op grond van de overweging, dat eigenlijke landarbeiders in het zandgebied heel weinig voorkomen, zonder bezwaar aannemen, dat een groot deel van deze grondgebruikers in het veenkoloniale gebied woonde. Belangstelling voor grond was er dus wel. Deze belangstelling wordt toch niet alleen gestimuleerd door het besef, dat men hetgeen men zelf verbouwt niet behoeft te kopen. Het is ook zo, dat velen in het verwerven van grond een middel zien om zich op te werken tot zelfstandigheid, een mogelijkheid, die in de gemeente Ommen, waar nog woeste gronden liggen, altijd heeft bestaan.
Er zijn in Ommen 24 landarbeidersplaatsjes uitgegeven volgens de Landarbeiderswet. Daarvan zijn er 15 gelegen op zandgrond en 9 op dalgrond (uitsluitend Beerzerveld). Het kleinste plaatsje is 74 are groot, het grootste 2,98 ha. Het gemeentebestuur, dat de uitvoering der Landarbeiderswet behartigt, acht een oppervlakte van 1-1 % ha passend. Blijkbaar wil het van de landarbeiders kleine boeren maken. Men ziet dan ook, dat in de eerste plaats de plaatsjeshouders nog grond bijpachten en in de tweede plaats, dat een koe wordt gehouden en de oppervlakte grasland de oppervlakte bouwland evenaart. Verbouwd worden rogge en aardappelen. Er zijn op deze wijze micro-(gemengde) bedrijven ontstaan, wat niet de bedoeling is van de Landarbeiderswet. De plaatsjes op de dalgrond variëren in oppervlakte van 79 are tot 2 ha. Het is duidelijk, dat een plaatsjeshouder met een dergelijk grondgebruik niet in staat is regelmatig op een akkerbouwbedrijf te werken tenzij hij zijn eigen land verwaarloost. Het is ook zo, dat er zich onder de plaatsjeshouders enkelen bevinden, die uit de boerenstand stammen en zich langs deze weg tot boer trachten op te werken.
Dat de vrouw en eventueel de kinderen op de landarbeidersplaatsjes hard mee moeten werken spreekt vanzelf. Terwijl men voor de Landarbeiderswet in Ommen wel belangstelling heeft gehad en er enige tientallen plaatsjes zijn ontstaan, is er door de gemeente in het kader van deze wet geen los land uitgegeven en is van interesse daarvoor ook nimmer iets gebleken. Dit behoeft niet een aanwijzing te zijn, dat de belangstelling voor grond gering is, daar vlak buiten het dalgrondgebied op de vrije markt los land te pachten was, zij het niet goedkoop. Aan belangstelling van niet-agrariërs – middenstanders vooral – voor grondgebruik ontbreekt het niet. Er waren in 1930 2 bedrijven met meer dan 50 ha, die door personen buiten het agrarisch bedrijf staande werden beheerd. De meeste particulieren echter hebben een oppervlakte kleiner dan 2 ha. In 1930 hadden 53 personen 5-15 are, 19 personen 15-25 are, 25 personen 25-50 are, 29 personen 50 are-1 ha en 29 personen 1-2 ha, in totaal 155 personen met minder dan 2 ha en meer dan 5 are. Daarnaast waren er dan nog 43 personen met meer dan 2 ha. Op een aantal van 1252 grondgebruikers waren er derhalve in 1930 198 particulieren. In tal van andere gemeenten was het grondgebruik van niet-agrariërs van meer betekenis.
Grondprijzen
De uitkomsten van de Landbouwinventarisatie doen wel uitkomen, dat de grootste oppervlakte grond in gebruik bij niet-agrariërs wel moet liggen in de buurt der bewoningskernen Ommen, Lemelerveld en Kloosterdijk, wat overigens geen verrassing baart. De grondprijzen zijn in de gemeente Ommen sedert het einde van de vorige eeuw in sterke mate gestegen. Omstreeks 1900 werd voor een hectare heide een paar honderd gulden betaald. Uit hoofde van verschil in ligging en kwaliteit werden uiteraard uiteenlopende prijzen besteed. Volgens de opgaven in de Provinciale Verslagen varieerde de koopprijs van een ha heide van f 30.- tot f 400.-. Doch ook voor los weide- en hooiland werd per ha niet meer dan f 200.- tot f 600.betaald. Bouwland, op de zandgrond wel te verstaan, was een paar honderd gulden duurder. In het Beerzerveld en de Ariër Driehoek werden aan het einde der vorige eeuw dalgronden van goede kwaliteit voor f 50.- tot f 80.- verkocht voor een belangrijk lagere prijs. Op de zandgronden ten noorden van de Vecht, langs het Ommerkanaal, in Witharen, in het Varsenerveld, Emsland enz. hebben vele kleine mensen uit de boerenstand voor f 100.-, f 200,- of f 300.- per ha een stukje grond gekocht, waarop zij een klein boerenbedrijf zijn begonnen.
Ook in het gebied van de voormalige Marke Lemele, waar de schapenhouderij achteruitgegaan was, was de heide voor een appel en een ei te koop. De kleine bedrijven in de gemeente zijn toen ontstaan. Al spoedig bleek dat de grond beter was dan men had verwacht met het gevolg, dat de prijs van de woeste grond tussen Ommen en Balkbrug tot ongeveer f 600.- per ha opliep. De eigenerfden van Varsen vooral, die hun woeste grond verkochten, deden goede zaken, waardoor hun welstand werd verhoogd. Door de ontginning, die dankzij de kunstmest mogelijk was, steeg de waarde der gronden aanmerkelijk. Goede graslandpercelen worden er tegenwoordig verkocht voor f 1500.- tot f 1800.- per ha. Door de sterke mededinging liep de prijs tot voor enige jaren wel tot f 2500.- per ha op. Daar de Grondkamers slechts prijzen goedkeuren, die verband houden met de opbrengstwaarde van de grond, zijn de prijzen nu somtijds f 1000.- lager dan bovengenoemd bedrag.
Ruilverkaveling
De verspreiding van gronden behorend tot een bedrijf in het buitengebied van Ommen die van oudsher in cultuurzijn gebracht, laat wel te wensen over, hoewel men niet kan zeggen, dat de toestand ernstige gebreken vertoont. In het Arriërveld is een ruilverkaveling uitgevoerd. Ook de gronden in Stegeren, Arriën, Lemele en Vilsteren zouden voor ruilverkaveling in aanmerking moeten komen. In Junne heeft de huidige grootgrondbezitter, Amstleven, ruilverkaveling toegepast. Ook de eigenaar der gronden van Vilsteren overweegt om een ruilverkaveling te voeren. De eerste oorzaak voor het verspreid liggen der percelen is steeds, dat elke boer een aandeel moest hebben in het bouwland op de es, in het grasland (de mars of de maten) en in het „veld”. Door overdracht van gronden is deze toestand naderhand gecompliceerder geworden. In Stegeren vooral staan de oude Vechtarmen een goede verkaveling in de weg.
Door de aanwezigheid van landgoederen overheerst de pacht in Vilsteren, Junne, Beerze, Archem en Eerde. Grondgebruikers-eigenaren komen in verschillende dezer buurtschappen in het geheel niet voor. In andere oude markenederzettingen zoals Giethmen, Besthmen, Lemele, Varsen, Arriën en Stegeren bestaat de boerengemeenschap wel uit eigenerfden. In de heideontginningen vindt men ook de figuur van de eigenaar-grondgebruiker, in Emsland, Witharen, Vinkenbuurt, Ommerveld zo ook in Dalmsholte en Lemelerveld. Juist in het voormalige „veld” worden kleine eigenaren-grondgebruikers aangetroffen, wier bedrijven kleiner zijn dan die van de pachters op de landgoederen. Ook aan de Ommerschans, waar oorspronkelijk door de „Maatschappij van Weldadigheid” 20 boerderijen van 36 ha zijn gesticht, vindt men meer eigenaren dan pachters. In het echte dalgrondgebied (Arrierdriehoek, Stegerveld, Kloosterdijk) vindt men op de relatief grote boerderijen weliswaar overwegend eigenaren, doch niet in die mate als in de streken der heideontginningen en in sommige vroegere markenederzettingen. In Beerzerveld-Kloosterdijk ligt de enige boerderij, waarop in 1930 een zetboer resideerde. Meer over “Ommen. Lang geleden” in deel 10.
Bron: Harry Woertink – 14 april 2018