Vervolg over oud Ommen. Dit keer over industriële bedrijven. Gesteld kan worden dat vroeger de industrie in Ommen weinig had te betekenen. Eigenlijk kan alleen de agrarische industrie worden genoemd.
Suikerfabriek met spooremplacement – Lemelerveld.
Zie voor meer foto’s de albums “Beetwortel Suikerfabriek” en “Suikerfabriek – Lemelerveld”.
Volgens de bedrijfstelling 1930 waren er: 2 zuivelfabrieken met 23 arbeidskrachten en 4 graanmalerijen (molens) met 9 arbeidskrachten. De gegevens der beroepstelling wijzen verder uit, dat een aantal in de gemeente Ommen woonachtige arbeidskrachten werkzaam is op buiten de gemeente gevestigde fabrieken. Men kan zich afvragen, waarom zich in de gemeente Ommen praktisch geen industrie ontwikkeld heeft. Speciale gunstige vestigingsfactoren voor industrie hebben in Ommen ontbroken. Aan het einde van de 18e eeuw schijnt de knoopmakerij van enige betekenis te zijn geweest. Al voor de Franse tijd is deze echter in verval geraakt. Eén aardewerkfabriek, 2 blauwververijen, 2 korenmolens, een houtzaag- en pelmolen benevens een pel-oliemolen, alles in Stad-Ommen. Aan de Ommerschans had de Maatschappij voor Weldadigheid in 1836 een koffiebaalweverij opgericht, waarin in 1841 138 valide personen en 345 zwakken en gebrekkigen werkten. Ook was men begonnen met de vervaardiging van boezelaarsbont en halsdoeken. Volgens het Gemeenteverslag werd te Ommen in 1852 opgericht een calicotweverij van G. & H. Salomonsen uit Almelo. Deze fabriek droeg het karakter van een weefschool. In de fabriek werkten een 20-tal arbeiders, terwijl een groter aantal dat het weven in de fabriek had geleerd, thuis werkte.
Beetwortelfabriek Lemelerveld
Inmiddels was in de gemeente Ambt-Ommen, na het graven van het Almelose kanaal (Zwolle-Almelo), een bedrijf gevestigd, dat zeker recht heeft op een nadere beschouwing, temeer daar het een bedrijf betreft, waarvan de vestiging niet samenhangt met de natuurlijke ontwikkeling van de agrarische gemeente Ambt-Ommen, doch beschouwd moet worden als min of meer toevallig. Bedoeld wordt hier de beetwortel suikerfabriek te Lemelerveld. Deze fabriek werd in 1865 in werking gesteld. Op zichzelf was het niet uitzonderlijk, dat in die jaren een beetwortel suikerfabriek werd gesticht. In 1858 werd in Zevenbergen, afgezien van een tijdelijke vestiging in de Franse tijd, de eerste suikerfabriek gesticht. Merkwaardig is alleen dat Lemelerveld als vestigingsplaats werd gekozen. In de gemeente Ambt-Ommen namelijk werden geen suikerbieten verbouwd, evenmin in Dalfsen, Raalte, Heino of Hellendoorn. De fabriek moest haar grondstoffen uit de IJsselstreek laten komen. Volgens de gemeenteverslagen vond men in 1870 de verbouw van suikerbieten in de volgende Overijsselse gemeenten: Deventer met 75 ha, Wijhe 30 ha, Zwollerkerspel 32 ha, 0lst 39 ha. Ook kreeg de fabriek suikerbieten van de Friese- en Groninger klei, waar de verbouw nog geen grote oppervlakte besloeg. Men kan niet zeggen, dat Lemelerveld met het oog op de aanvoer van de grondstof een gunstige vestigingsplaats was. Eerder had men dan de fabriek in de IJsselvallei mogen verwachten. De lage lonen hebben zeker een vestigingsfactor gevormd. Aan de andere kant echter moet men denken aan de persoonlijke keuze van de eigenaar der fabriek. Wel heeft de fabrieksdirectie moeite gedaan de bietenteelt in de onmiddellijke omgeving uit te breiden, waartoe zij zelf het voorbeeld gaf door enige tientallen ha bieten te verbouwen. De opbrengst per hectare was niet zo hoog als op de klei, doch het suikergehalte der bieten was zeer goed.
Per schip
De aanvoer der bieten geschiedde per schip langs de Overijsselse kanalen. De bietenschepen namen weer pulp als retourvracht mede. Kort nadat de fabriek was uitgebreid in verband met de aanleg van de spoorbaan Deventer-Ommen (1910) werd zij overgenomen door de Centrale Suikermaatschappij (1912). De jaren der fabriek waren toen al geteld. In 1913 werd behalve de speculatieve fabriek te Hoogkerk opgericht de Fries-Groningse Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek te Groningen, die ten opzichte van het inmiddels belangrijker geworden Friese en Groningse leveringsgebied veel gunstiger was gelegen. Men kan zeggen, dat de fabriek te Lemelerve!d tenslotte ten gronde is gegaan aan haar verkeerde ligging. Juist in de oorlogsjaren 1914-1918 deden zich de hogere transportkosten zeer gevoelen. In 1918 werd de fabriek definitief stilgelegd en werden de machines naar andere bedrijven overgebracht. Al in 1915 echter begonnen de bietenverbouwers in de IJsselstreek, in Welsum (gemeente Olst) aan de coöperatieve fabriek in Groningen te leveren en in 1917 telde de “Friesch-Groningse” in Overijssel al 31 leden, die op aandelen leverden.
In campagnetijd leverde de fabriek aan zo’n 285 mensen werk. Buiten de campagnetijd was er evenwel slechts werk voor enkele tientallen gezinnen, in 1865 20, in december 1909 volgens de Beroepstelling 25. De vaste kern was gevestigd in fabriekswoningen en had vrij wonen. De seizoenarbeiders kwamen meest uit Ambt-Ommen, Dalfsen, Raalte en Heino, verder uit Vroomshoop, Bergentheim, Emmen, Elburg, Vollenhove enzovoorts. Voor het bieten lossen werden meest landarbeiders uit de omgeving gebruikt. De campagne duurde aanvankelijk van september tot maart-april. Naderhand werd zij ingekort tot de periode half oktober-half december. Hoewel de vaste kern slechts enkele tientallen arbeiders omvatte, is de fabriek toch een bron van arbeid geweest voor velen en heeft zij in deze buurt de werkloosheid in de herfst voorkomen. Het was dan ook voor Lemelerveld een hele slag, toen het bedrijf werd stilgelegd.
Spoorlijn Deventer – Ommen
In haar val heeft de fabriek ook de spoorlijn Deventer-Ommen, die in 1910 was aangelegd (mede om militaire redenen), meegesleept. Zij had aandelen in het lijntje en uiteraard raccordement. Zowel bieten als pulp werd per spoor vervoerd evenals kalksteen, een hulpstof bij de suikerfabricage en kolen. Toen de fabriek gesloten was, verloor het lijntje Deventer-Ommen veel van zijn waarde. Het werd tenslotte in de dertiger jaren opgeheven. Dat van de fabriek een gunstige sociale invloed op de plattelandssamenleving uitging kan niet worden gezegd. Tot 1912 vond de uitbetaling der lonen niet rechtstreeks aan de arbeiders plaats, doch via een ploegbaas, die het geld in een kroeg uitbetaalde. Het gevolg was, dat een belangrijk gedeelte der verdiende lonen in de lade van de kroeghouder verdween. Zo werden de fabrieksarbeiders drinkers. Ook waren de lonen hoger dan in het boerenbedrijf. Omstreeks 1910 verdienden de vaste arbeiders in de fabriek f 10.- per week plus vrij wonen; oudere arbeiders hadden enige guldens meer. Seizoenarbeiders echter brachten het soms tot f 5.- – f 20.- per week. Wel waren ook de werkdagen lang; er werd gewerkt in opeenvolgende ploegen gedurende 12 uur.
Schuimaarde
De afvalproducten van de fabriek vonden in de omgeving gemakkelijk aftrek. Een kleine 100 boeren kwam geregeld pulp halen, als veevoeder. Belangrijker nog was de schuimaarde. Dit product, dat ontstaat in de kalkkalanders der fabriek, is rijk aan kalk en stikstofverbindingen en kan daardoor zeer geschikt als kunstmest worden gebezigd. Bij het in cultuur brengen van de gronden ten westen van de Lemelerberg heeft de schuimaarde een grote rol gespeeld. Hier lagen gronden, die van oudsher toebehoorden aan de eigenerfden van Lemele, waarvan er zodoende sommigen meer dan 100 hectare bezaten. Deze gronden zijn door de kunstmest in het algemeen en in het bijzonder ook door de schuimaarde tot grote waarde gebracht. Ook de suikerfabriek zelf heeft de ontginning der heidevelden aangevat. Zij heeft tientallen hectare in cultuurgrond omgezet. Voor de economische ontwikkeling van de omgeving van Lemelerveld heeft de suikerfabriek derhalve grote betekenis gehad. De groei van de bevolking der gemeente Ambt-Ommen in de vorige eeuw is door de stichting der suikerfabriek – in 1865 – bevorderd. Karakteristiek is, dat de bevolking van Ambt-Ommen, die in die jaren met ongeveer 50 zielen jaarlijks toenam, van 1865 op 1866 en van 1866 op 1867 groeide met 232 en 108 inwoners.
De fabriek was in de nederzetting Lemelerveld wel een centraal element. In dit verband kan er op worden gewezen, dat de fabrieksdirectie in 1870 een bijzondere neutrale school opende, die toegankelijk was voor alle kinderen. Naderhand heeft de gemeente deze school overgenomen. Men kan zich afvragen, of de stichting der fabriek achteraf beschouwd niet nadelig is geweest, daar zij wellicht een nederzetting in het leven heeft geroepen, die na de stopzetting in 1918 te groot was. Ongetwijfeld zit in deze redenatie veel waars. Aan de andere kant wordt in dit gebied toch wel de behoefte gevoeld aan een verzorgingskern. Zo vindt men er volgens ontvangen opgaven, die wel ongeveer juist zullen zijn: 16 kruidenierswinkels, 9 bakkerijen, 5 smederijen, 2 garages, 4 kleermakers, 2 schoenmakers, 1 groenteboer enz. Een nieuw industrieel bedrijf, dat ongeveer het stilleggen van de suikerfabriek voldoende compensatie had kunnen bieden, heeft zich in Lemelerveld niet gevestigd. De fabrieksgebouwen zijn gedeeltelijk afgebroken. In één der fabrieksruimten is een constructiewerkplaats, waar een 10-tal arbeiders werk vindt. Meer over “Ommen. Lang geleden” in deel 7.
Bron: Harry Woertink – 27 maart 2018