Nog enkele dagen dan is het jaar weer voorbij. Op de laatste dagen van het jaar worden oliebollen gegeten. Een eeuwenoude traditie.
Ook wordt vaak oudejaarsdag etend afgesloten met veel vlees en saucijzen. Dit “uitzitten” wordt ‘Toafeln’ (tafelen) genoemd. Voor sommige Ommenaren een belangrijke oudejaars traditie om ’s avonds thuis of elders de jaarwisseling te vieren. Toafeln is een tradities die afstamt van een oud offerfeest.
Knieperties
Tot de tradities rond de jaarwisseling behoort ook het Knieperties- of iezerkoeke bakken. Knieperties (knijpertje), een zoete, dunne harde wafel, werden vroeger gebakken in gietijzeren knijpijzers die boven het haardvuur werden gehouden. Direct na het bakken, als het baksel nog warm is, kan het rond een stokje opgerold worden. Volgens de traditie behoren de wafeltjes in december plat, als kniepertie, gepresenteerd te worden en vanaf Nieuwjaarsdag als nieuwjaarsrolletje (of rolletje of rollechie(n)). De gedachte hierachter is dat in december het oude jaar zich volledig heeft ontvouwen. Op nieuwjaarsdag symboliseert het rolletje het onbekende nieuwe jaar.
In 2018 is het 770 jaar geleden dat Ommen stadsrechten kreeg. Uit de krant van 1948 lezen we het volgende over Ommen van toen:
“Ommen 700 jaar
Hoewel het Overijsselse stadje Ommen, dat begin dezer maand zijn zevende eeuwfeest vierde, in ’t geheel geen bijzondere betekenis heeft, zal menigeen zich op het horen van die plaatsnaam iets herinneren met betrekking tot Ommen. Sedert het moment waarop bisschop Otto van Utrecht aan Ommen stadsrechten verleende, is er heel wat gebeurd in — en vooral ook rondom — deze plaats. Talrijke jongeren zullen met tederheid terugdenken aan Ommen als de plek, waar zij vele gelukkige uren van hun vacantie hebben doorgebracht. Hier immers kamperen er jaarlijks duizenden! Hier is het ook, dat de vrijzinnig-christelijke jeugd haar massale Pinksterconferenties pleegt te houden, welke voor de deelnemers onvergetelijk zijn. Maar de plaatsnaam Ommen, die de een liefelijk in de oren klinkt, herinnert de ander juist aan het oord der verschrikkingen, dat Ommen in oorlogstijd voor verscheidene Nederlanders was: de plaats van het vreselijke concentratiekamp. Bij ouderen kan de naam Ommen heel andere gedachten geven: in onze parlementaire geschiedenis kreeg het stadje enig gerucht, toen dr. A. Kuyper in het jaar 1908 door het district Ommen weer in de Tweede Kamer werd gebracht. Weer anderen weten zich te herinneren, dat nabij het stadje aan de Vecht voor de oorlog de zogenaamde sterkampen van Krisjnamoerti werden gehouden. En tenslotte kan men bij het noemen van de plaatsnaam Ommen aan de Ommerschans denken.
Klein en kerks
Maar wanneer u heden te Ommen uit het Mariënbergse treintje stapt en de lommerrijke laan naar het stadje doorwandelt, ziet u van alle genoemde zaken niets. Dan dient Ommen zich nog niet aan als ideaal kampeeroord, evenmin als de gemeente van het concentratiekamp, ook niet als centrum van politieke activiteit en helemaal niet als plaats van samenkomst voor een theosofische secte. En wat de Ommerschans betreft: daarvan merkt u niets want deze ligt anderhalf uur gaans ten Noorden van de stad, namelijk bij Balkbrug aan de Dedemsvaart. Neen, het Ommen, dat u vanuit de Stationslaan aanschouwt, „doet zich heerlijk open” als een oud stadje. De aanwezigheid van de Overijsselse Vecht versterkt het stedelijk karakter. Pas over dit water begint het centrum; u komt na de brug al direct voor het stadhuis te staan, een deftig bouwwerk in de hoofdstraat, waaromheen die prettige sfeer van een oud-stedeke hangt. Iets verderop ziet u dan de hervormde kerk, een bepleisterd geval, waarvan de toren dit gemeen heeft met veel schilderijen, dat je hem beter van verre dan dichtbij kunt zien. Aan zijn voet valt de houten namaak zo op. Nu ja, dan bent u aan het eind van uw Ommens latijn en verlaat u het stadje weer zowat. Aldus verging het mij tenminste. Ik wandelde terug en bekeek nogmaals de hervormde kerk. Een actieve stedeling wist mij van het bedehuis zelf weinig te vertellen; wel verzekerde hij mij, dat de Ommer predikant een trouw Kohlbruggiaan is. Overigens bestaat in Ommen alle gelegenheid om zijn geloof te belijden. Ik zag een nieuwe gereformeerde kerk uit de serie waarvan men er dertien in een dozijn heeft, een fijnzinnig rooms kerkje, gewijd aan de heilige Brigitta en een synagoge met pseudo oudhollandse gevel, nu natuurlijk niet meer als bedehuis in gebruik, want de weggevoerde Ommer Joden hebben geen van allen de Duitse terreur overleefd.
Nog zevenhonderd jaar
Hiermede hebt u het stadje Ommen dan gehad. Wat landbouw, wat veeteelt, wat nijverheid. Er omheen in het oude Ambt-Ommen, liggen een paar dorpen die op het stadje georiënteerd zijn. In dat ambt was eertijds de veenderij van gewicht. Rustig leeft Ommen verder. Een week lang heeft men er feest gevierd, bij welke gelegenheid gebleken is. dat het plaatsje zich prachtig leent voor ruiterconcoursen. De rijvereniging “De Heideruiters” nam het initiatief tot het beleggen van een landelijk concours, waaraan. ruiters uit alle streken hebben deelgenomen. Ik hoorde veel lof over deze gebeurtenis, die ook uniek was, doordat het allerlei ruiterorganisaties bijeen bracht, welke tevoren nergens samenwerkten. Het rustige Ommen haalt met gemak een tweede periode van zevenhonderd jaar, wanneer het voortleeft op de manier van vandaag. Toch is het hier heus niet altijd rustig geweest. Dat houdt verband met de Ommerschans. een vesting, die in het begin van de zeventiende eeuw halverwege Ommen en Avereest werd aangelegd. Die schans moest de mensen in deze streek beveiligen maar voor zover het Ommen aangaat heeft men er weinig genoegen van beleefd. De bezettende macht werd grotendeels te Ommen ingekwartierd. Toen ’s lands regering na een eeuw de schans ophief. kon Ommen het terrein — wat eigendom van de stad was — niet eens inpalmen. Maar de Ommenaren „namen” dit niet en gingen onder aanvoering van de burgemeester naar de schans om deze te bezetten. In de patriottentijd hebben er schermutselingen plaats gevonden en in 1819 kreeg de schans een nieuwe bestemming. De maatschappij van weldadigheid vestigde er een bedelaarskolonie. Jacob van Lennep geeft in het dagboek van zijn voetreis in 1823 een vrij uitvoerige beschrijving van het leven in de kolonie. Van schansen en kampen (van verschillende aard) weet Ommen dus wel mee te praten. Moge het stadje ook in de komende eeuwen nog heel wat mensen naar zich toetrekken. Echter uitsluitend om er in vrijheid van de heerlijke natuur rondom de plaats te kunnen genieten!”
De medewerkers van http://www.oudommen.nl wensen iedereen een gelukkig 2018.
Bron: Harry Woertink – 26 december 2017