Beroepen van vroeger van mensen ten dienste van de stad. In deze vervolgserie belichten we hun taak en bijzonderheden. Dit is deel 2, de stadsklokkenluider.

1979. Stadsklokkenluider Hans Visscher (rechts op laarzen) met twee van zijn hulpen Gait Wunnink (midden) en Mans Kothuis (link) voor het klokkenhuis aan Kerkplein 2.
Over hun bossen en velden langs de Vecht hebben de oude klokken van Ommen eeuwenlang hun stem doen horen. Bij het luiden kantelt de luidklok aan een as en doordat de klepel stil hangt, komt de klok tegen de klepel aan. De klok kantelt vervolgens terug en de andere zijde van de klok komt tegen de klepel. Zij riepen de landman terug van de akker, wanneer het middag en dus etenstijd was. Zij werden geluid als er brand was uitgebroken en de inwoners elkaar hulp en bijstand moesten bieden. In oude tijden werd des avonds om negen uur door het Ave-Maria kleppen bekend gemaakt, dat de poorten zouden worden gesloten en dat het tijd werd voor de avondmaaltijd. Daarom kreeg deze klok de naam van ‘brijklok’.
Onmisbaar
De klokken werden ook geluid op zondag, om de mensen op te roepen voor de kerkgang en zij deden hun monotone stem horen wanneer een dode naar zijn laatste rustplaats werd gebracht. Maar vrolijk klonken zij ook, zodra de burgerij zich opmaakte om feest te vieren. Zij waren onmisbaar, vooral in de tijd toen men niet zo algemeen over uurwerken beschikte en men zijn tijd richtte naar de klokken, die op vastgestelde uren werden geluid. Het was verder de gewoonte dat op bepaalde tijden van haar jaar bijvoorbeeld in de Kersttijd, dag en nacht werd geluid. De burgers deden dit dan om de beurt.
Twee zwaar koperen luidklokken hangen in het klokkenhuis aan het Kerkplein 2, dat tegen de muur van de hervormde kerk aan Kerkplein 1 is gebouwd en eigendom is van de burgerlijke gemeente Ommen. Ze moesten met de hand worden geluid. Waarschijnlijk zijn er vroeger drie klokken geweest. Het luiden van de klokken in Ommen gebeurt nog steeds bij nagenoeg dezelfde gelegenheden en op dezelfde uren.Schoolmeester
In de 17e en 18e eeuw was het klokluiden een taak van de schoolmeester. Meester van der Heide vroeg de gemeente hem te ontslaan omdat hij het al jaren had gedaan zonder hiervoor enige beloning te ontvangen, sterker, het had hem alleen maar geld gekost omdat hij het luiden door anderen liet verrichten. Toen werd een stadsklokkenluider aangesteld in de persoon van Evert Jan van der Heide die in 1863 werd opgevolgd door Hendrik Corté, tegen een beloning van 12 gulden per jaar. Daarvoor moest hij: 1. Dagelijks, ook op marktdagen des middags om 12 uur en des avonds om 9 uur de klok behoorlijk luiden; 2. Bij het ontstaan van brand de klok dadelijk aantrekken; 3. Des zondagsmorgens het hek bij de kerk ontsluiten en des avonds weer dicht doen; 4. De klokken te allen tijde voldoende in het smeer houden.
De Stadsklokkenluiders op rij
Opvolger van Hendrik Corté werd in 1867 zijn zoon Adolf Corté. Daarna werd Jannes Kampman klokluider tot 1897. Vervolgens werd benoemd Hendrik Poortier, die zich zou moeten bijstaan door de kleermaker E. Jansen. Vervolgens was het Johannes Jacobus Arendsen die aan de touwen trok en in 1906 Herman Adriaan Kroone. Het rijtje van stadsklokkenluider wordt gevolgd door Jan van der Vegte die in 1926 werd aangesteld.
Visscher
Albert (beter bekend als Appie) Visscher werd in 1929 door de gemeente benoemd als stadsklokkenluider. Hij was toen juist voor zichzelf begonnen als zelfstandig schoenmaker en het luiden van de klokken diende als bijverdienste. Het luiden van de klokken werd altijd met twee man gedaan. Zijn zoon Hans was hierbij een trouwe steun. Voor de gemeente moest tweemaal daags geluid worden en voorts bij feestelijkheden en branden. Op verzoek van de nabestaanden werden ook de doden uitgeluid. ‘s Morgens 11 uur voor boeren en ‘s middags 1 uur voor burgers van de stad.
Klokken na WO2 weer terug
Toen in 1943 de koperen klokken door de Duitsers werden weggehaald, om te worden gesmolten voor oorlogsmateriaal, kreeg Albert Visscher ontslag, maar gelukkig werden beide klokken in Hamburg in onbeschadigde staat teruggevonden en na de oorlog op hun oude plaats teruggehangen. De klokken werden toen voor het eerst weer geluid op 11 april 1946. Het luiden van de stadsklokken ging vervolgens van vader op zoon, want zoon Hans (Johannes Wilhelmus) Visscher trad in 1961 in de voetsporen van zijn vader.
Onbekende grappenmaker
Ooit werden Appie en Hans tijdens het klokluiden bedolven onder houtzaagsel. Ze kregen toen een brief op officieel briefpapier van de gemeente waarin aangekondigd werd dat een deputatie ergens uit het land de koperen kerkklokken wilden horen luiden omdat ze eenzelfde klok wilden aanschaffen. Of dat dat kon op een morgen om 8 uur. Het tijdstip vonden de klokluiders wel ongebruikelijk, maar desondanks trok Appie Visscher en zoon Hans naar het klokkenhuis. Toen zij het touw aantrokken hoorden zij een dof geluid en gelijkkwam er houtzaagsel naar beneden en over hen heen. Wat bleek? Een of andere grappenmaker had een zak met zaagsel op de klok gebonden. Een eigen ingesteld onderzoek heeft nooit tot de daders kunnen leiden.
Ommer jeugd
Het luiden van één klok om 12.00 uur en 21.00 uur konden de Visscher’s wel alleen af. Maar bij begrafenissen en het verluiden van een overledene als er twee klokken geluid moesten worden werd hulp ingeroepen van kennissen. Ook de Ommer jeugd was altijd graag bereid om een handje te helpen met het luiden van de klok(ken). Met de komst op 28 oktober 1985 van een mechanisch luidsysteem kwam een eind aan het handmatig klokluiden en dus ook aan de officiële functie van “Stadsklokkenluider”.
In deel 3 een vervolg op de serie ‘In dienst van de stad’.

1946. Bijna heel Ommen was uitgelopen naar de Brugstraat bij de terugkeer van de klokken uit Duitsland.
Deel 1 van deze serie is hier te lezen:
Tekst: Harry Woertink – Foto’s: collectie OudOmmen.nl