Ommen. Lang geleden (2)

De gemeente Ommen is ontstaan uit de nederzetting van die naam aan de Vecht. Daar waar het bisschoppelijk veer gelegen was en ook een aantal oude Marke-nederzettingen langs Vecht en Regge.

 Fragment uit het archief van de Gemeente Ommen met informatie over (de inwoners van) Ommen in 1815.

Stad en Ambt hoorden economisch-geografisch bijeen. Zeer duidelijk blijkt dat uit de telling die in 1795 werd gehouden. De stad werd volgens deze telling toen grotendeels bewoond door winkeliers, ambachtslieden en andere personen buiten de landbouw staande. Zo vond men er behalve de schout, de notaris en enige andere notabelen 10 kleermakers, 8 timmerlieden, 6 kooplieden in paarden en vee, 5 bakkers, 5 kasteleins, 4 schoenmakers, 2 kooplieden in huiden, 5 metselaars, 2 molenaars, 1 barbier, 1 koopman in garen en band, 2 kooplieden in koffie en thee e.d., 2 smeden, 3 wevers, 7 spinners en spinsters, 5 slagers, 2 klompenmakers, 2 kooplieden in laken en wol, 1 koopman in granen, 1 kuiper, 1 grutter, 1 naaister, 1 horlogemaker en nog enige andere handelaren en winkeliers. Een rijk gevarieerde middenstand dus.

Agrarisch
Op 31 December 1930 telde de gemeente Ommen 8176 inwoners terwijl de oppervlakte cultuurgrond 7851 hectare bedroeg. Wanneer men als criterium voor een agrarische gemeente aanneemt, dat wanneer 40% of meer van de beroepsbevolking tot de agrariërs behoort sprake is van agrarisch, dan kan voor Ommen met 65,8 % van de totale beroepsbevolking in de landbouw niet anders gesteld worden dan dat Ommen toen een agrarische gemeente was. In 1930 bestond de helft van alle winkels, 51 van de 101, uit kruidenierswinkels en bakkerijen, waarvan 19 kruidenierswinkels – tevens bakkerijen. Daar in vergelijking met andere agrarische gemeenten Ommen weinig winkels heeft, zijn de omzetten niet laag. De drie grootste bakkers verbakten ongeveer 15-20 baaltjes per week, dat wil zeggen zoveel als beschouwd kan worden een goede norm te zijn voor een renderend bedrijf. De andere bakkerijen blijven onder deze norm: 12 baaltjes is dan al een behoorlijke omzet. Daar echter de meeste bakkerijen tevens kruidenierswinkel waren kon een niet onaanzienlijk hogere geldomzet bereikt worden dan uit de broodbakkerij alleen.

In dit verband kan er op gewezen worden, dat de levensmiddelenwinkels in Stad-Ommen niet onbelangrijke voordelen hadden van het vreemdelingenverkeer. Het Padvinderskamp, dat gedurende 3 maanden in Ommen werd gehouden nam grote hoeveelheden kruidenierswaren en brood af. Het Sterkamp, dat een tiental dagen duurde, had ook massale leveranties nodig. In een korte periode werden dan zeer goede zaken gedaan. Ook had Ommen al vroeg een filiaal van Albert Heyn. Praktisch alle winkels in Stad-Ommen waren voor de oorlog aangesloten bij de winkelvereniging, die winkelweken organiseerde, vakantietijden regelde en het initiatief nam tot gezamenlijke uitstapjes. Van felle onderlinge concurrentie was geen sprake. Typerend is, dat de winkeliers om hun klanten te gerieven artikelen, die zij niet hebben, van een collega leenden. De verhouding tot de boerenklanten had dikwijls een persoonlijk karakter. Op dinsdag met de markt in Ommen was het druk bij de bakkers, kruideniers en slagers. Vooral bij de oudere winkeliers, die hier van oudsher woonden kwam men dan tevens een kopje koffie halen.

Ommen had een notaris, die indien geen dringende redenen zich daartegen verzetten, bij voorkeur op de marktdag werd bezocht. Hetzelfde gold trouwens ook van bezoek aan de beide boerenleenbanken en het correspondentschap van de Incassobank (kantoor Almelo). In stad-Ommen woonden 3 huisartsen. Ook had Ommen een tandarts, terwijl een collega uit Zwolle er zitting hield. De kring van het Groene Kruis telde niet minder dan 1100 leden met een nieuw uitstekend geoutilleerde wijkgebouw. Een beschouwing van de ontspanning met inbegrip van de ontwikkelende ontspanning, leverde met het oog op de oriëntatie van de bevolking het volgende op. Ommen kende een bedrijf dat tweemaal per week een bioscoop-, cabaret- of toneelvoorstelling gaf. Deze voorstellingen werden vrijwel uitsluitend bezocht door de burgerij uit de kom van de gemeente. Er kwamen wel eens bezoekers uit Lemelerveld, Lemele, Dalfsen, Beerzerveld en Mariënberg. Daarnaast zorgden de Ommer Bissingh en de zang- en muziekconcoursen op Paas- en Pinkstermaandag eveneens voor een aangenamer onderbreking van de dagelijkse sleur. Twee particuliere uitleenbibliotheken verleenden de Ommenaren leesplezier.

Noabers
Boeren van de verschillende buurtschappen ontmoetten alleen zondags tijdens het kerkbezoek en op de markt elkaar in de stad. De buurtschap was in velerlei opzichten op zelfverzorging aangewezen. Gevolg hiervan was ook dat een sterke band van saamhorigheid tussen de bewoners onderling ontstond. Er waren plichten en rechten van onderlinge hulp en bijstand. Naaste buren waren in de regel „noodnoabers”. Zij verleenden hulp bij ziekte of geboorte of sterfgeval. De naaste buurvrouwen deden dienst als vroedvrouw en baker. Zij hielpen het huishouden voort wanneer de moeder in bed lag. Ook bedienden zij vroeger bij de kraamvisite en helpen de eerste dagen met de verzorging van de zuigelingen. De naaste buren gingen mee naar het gemeentehuis de jonggeborene aangeven. Maar ook bij de bruiloften en vooral bij begrafenissen kwamen de buren in actie.

De hulp aan de kraamvrouw is lang in ere gehouden, al werd ook dikwijls de arts gewaarschuwd. Direct na de geboorte werd de baby gewassen en flink ingepakt en dan naast de moeder in bed gelegd. Tijdens de kraamperiode werd er uitsluitend hulp aangeboden door de beide buurvrouwen. Was de kraamvrouw in staat het bed te verlaten, dan werd weer een van de vele visites georganiseerd; meestal de vrijdag voor de doop. Ieder bracht wat voedsel mee, zoals krentenbrood, ham, suiker, koek en verdere versnaperingen. Men liet geen gelegenheid voorbij gaan om de baby op schoot te nemen, te vertroetelen en het gewicht te schatten, terwijl de vrouwen tevens enkele glaasjes brandewijn met suiker dronken. Zodra de visite was afgelopen en men buiten was, kwam de kritiek los, die tijdens de visite aan de moeder bespaard bleef. Iedere vrouw meende natuurlijk, dat ze zelf de baby beter zou kunnen voeden en behandelen. Wanneer de baby in de kerk gedoopt werd, zijn alle buurtschapbewoners in volle glorie aanwezig. Vroeger was het een gewoonte wat sterke drank mee te nemen voor de kleine. Begon de baby tijdens de kerkdienst te schreeuwen dan werd hem gauw een slokje jenever toegediend. De kans was niet uitgesloten dat de dopeling tijdens de plechtigheid wel zou slapen. In deel 3 meer over Ommen lang geleden.

Bron: Harry Woertink – 26 februari 2018

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s