Uit liefhebberij sneed Damman in de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw, met de hand verschillende voorwerpen uit hout.

Jan Damman met sigaar bezig met zijn geliefde hobby.
Elektricien
Johannes Marinus (Jan) Damman werd in 1898 geboren in Zwollekerspel als het vierde kind van in totaal negen kinderen. Zijn ouders waren de eigenaren van Hotel Café Het Wapen van Deventer in Olst. Hij trouwde met Theodora Jacoba Maria van Rossum op 6 mei 1925 in Ommen. Samen kregen zij veertien kinderen. In 1913 was hij leerling timmerman en maakte hij al zijn eerste houtsnijwerken. In het begin sneed hij allerlei figuren uit het zachte hout van de vroegere sigarenkistjes. Als jongen kon hij uren zoet zijn met een stuk hout en een mes om daar iets uit te snijden. Een groot deel van zijn leven heeft Jan gewerkt als elektricien. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog had hij zijn eigen zaak en was de enige elektricien in Ommen.
Tweede Wereldoorlog (40-45)
In 1943 werd Jan samen met vijf andere Ommenaren uit zijn bed gehaald door de Duitsers en als gijzelaar vastgehouden. Hij werd eerst naar concentratiekamp Erika in Ommen gebracht en later naar Kamp Vught. Hij heeft ook in Het Huis van Bewaring aan het Walburgplein in Arnhem gezeten. Op 22 mei 1943 kreeg hij een ‘Entlassungsschein’ van Kamp Vught. Hij was toen 45 jaar oud. Het kampleven was hard. Hij kwam haast onherkenbaar terug met ernstige rugklachten. Hij leek een oude man en had geen haar meer. Nadat hij uit het kamp kwam, dook hij onder bij een Nederlandse familie in Glanerbrug. Hij kreeg daar een baan als nachtwaker in een meubelfabriek. Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog zat hij zelfs nog even ondergedoken bij zijn eigen gezin in Ommen. De familie Damman woonde toen in de oude pastorie van de gereformeerde kerk in Ommen, maar zij moesten deze delen met de bezetters. Een deel van de begane grond werd bewoond door ongeveer acht Duitsers. Het gezin mocht nog een gedeelte van de benedenverdieping gebruiken (de keuken en drie kamers beneden) evenals twee slaapkamers boven. Jan bleef in de slaapkamer van zijn vrouw op de begane grond en hij verstopte zich daar onder de vloerplanken wanneer er iemand op bezoek kwam.
Hobby
In de jaren na de oorlog gingen alle kinderen van de familie Damman naar de padvinderij in het Laarbos in Ommen. Jan sneed klaverbladen voor hen, het symbool van de padvinderij. Vanaf oktober 1947 heeft Jan Damman bij Dijks & Steen in Ommen gewerkt als elektromonteur en als leidinggevende. Na een aantal operaties moest hij zijn werk opgeven vanwege zijn rug. Zijn linkerbeen was enigszins verlamd en hij kon niet meer fietsen. Hij stopte in februari 1952. Hij was toen 54 jaar oud. Hij kreeg werk bij de Centrale Werkplaats in Ommen, een werkplaats voor mindervaliden in Ommen. Hier wierp hij zich helemaal op zijn grote en vertrouwde hobby: het houtsnijwerk.
Giet ow goed bi’j al wa’j doet
Het hertje Bambi was een van zijn eerste werkstukken. Daarna de Ommer boertjes met de Ommer spreuk in het dialect: “’t Giet ôw goed, bi’j al wa’j doet”. Hij heeft verschillende houten boertjes gemaakt; meestal met de handen in de zakken, soms met een tabaksdoos. Ook begon hij houten beeldjes te snijden in de vorm van klokkenstellen voor Friese klokken. Het was zo’n succes dat hij vele opdrachten kreeg van zowel klokkenmakers als particulieren. Hij verfde alle beeldjes met de juiste koperkleur zodat ze er antiek uitzagen. Hij kocht koperbrons bij schilder Herman de Wit, die dit speciaal voor hem maakte. Dit mengde Jan zelf met verschillende andere kleur- en glansstoffen om precies de juiste antieke kleurnuances te krijgen. De machtige Griekse god Atlas draagt een aardbol boven zijn hoofd, geverfd in blauw en versierd met sterren en een maan. De engelen houden een bazuin en een spiegel vast. De Atlas en de engelen waren 8 tot 25 cm groot. Hij hield zich ook bezig met reparatie werk van de klokkenstellen. Ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van Dedemsvaart kreeg de beeldsnijder de vererende opdracht om een groot beeld te snijden van een kopie van het beeld dat staat op het monument voor Baron van Dedem, een grote engel. Deze staat nu bij Streekmuseum De Kalkovens in Dedemsvaart.
Engelen en Atlas
Toen de bestellingen voor de engeltjes en de Atlassen begonnen te stijgen, begon het werk teveel te worden. Hij begon zich te concentreren op alleen deze stukken. Hij werkte thuis aan zijn beelden, altijd met een stijf leren schort om. In de bijkeuken achter zijn huis had hij een hoekje als werkplaats ingericht. Op de vloer onder zijn werktafel lag altijd een dikke laag houtspaanders. De bijkeuken had de geur van vers gekapt hout en van de verf die hij gebruikte. Hij was het liefst in de bijkeuken. Voor zijn werk gebruikte hij blokjes kachelhout, afval van een houtzagerij of een klompenmaker, linde- wilgen- en populierenhout. Hij maakte eerst de ruwe vormen van een engel of Atlas. Daarna gebruikte hij een tiental mesjes uit zijn gereedschapskist om de uiteindelijke vorm te krijgen. Soms had hij publiek terwijl hij werkte; een kind of een kleinkind op visite, betoverd door de beweging van zijn hand terwijl hij zijn mes gebruikte om het hout te vormen en het ronddraaien van het hout in zijn handen. Door een nare val in 1975 moest hij stoppen met zijn hobby.
Jan Damman overleed in 1980. Er bestaan nog honderden stukken van Jan Damman, verspreid over vele familieleden en vrienden.
Het Ommer boertje met de tekst “’t Giet ôw goed, bi’j al wa’j doet” is sinds kort door het Toeristisch Informatie Punt weer nieuw leven ingeblazen. Niet uit hout maar als plastic sleutelhanger en magneetje als souvenir van Ommen.
Klik op deze link voor informatie over de tijdelijke expositie van het werk van Jan Damman
Tekst: Harry Woertink – Foto: archief familie Damman