In de twintiger jaren van de vorige eeuw stond Ommen volop in de belangstelling.

Het kleine stadje aan de Vecht zou wellicht een geestelijk wereldstad gaan worden passend in het rijtje van Jeruzalem, Rome of Mekka. Dit is deel 2 van een verhaal uit 1926 over landgoed Eerde en baron van Pallandt centraal.
Gillwell
Nadat hij aan de padvindersbeweging alle mogelijke gastvrijheid had bewezen, vestigde de heer van Pallandt een Hollands “Gillwell Park” op zijn eigendom. Spoedig hierna boden zich andere gelegenheden aan en zo kreeg ook de beweging, onder de Nederlandsche jongeren bekend als de Practische Idealisten Associatie de uitnodiging haar jaarlijkse kampen op Eerde op te slaan. Daarna was het de Theosofische Vereeniging waarbij Baron van Pallandt zich inmiddels had aangesloten, die in de jongen idealist een hechte steun vond voornamelijk met betrekking tot haar werk voor opvoeding, en zo kon ook de organisatie gewijd aan de nieuwe opvoedkundige idealen, de Pythagoras-school, op het landgoed onderdak vinden.
Europees Hoofdkwartier
Doch de meeste inspiratie vond de heer van Pallandt in de Wereld Orde en aan haar of liever aan de verwachte Wereldleraar heeft hij thans het gebruik van het landgoed en het kasteel opgedragen. Hier zal, zoals reeds gezegd, het Europese Hoofdkwartier dier Orde komen en het Hoofd der Orde zal er voortaan een deel van het jaar verblijf houden voor de algemene leiding. En het zal hier alleen zeker niet bij blijven. Zij die het weten kunnen althans, sprekende van de naaste toekomst, menen dat er weldra op Eerde gesticht zal worden een internationaal geestelijk centrum, een middelpunt van beschaving. “Community of the New Age” waartoe al plannen voor scholen, ziekenhuis etc. ontworpen werden.
Zou het oude volksverhaal van die streek, dat Ommen – Eerde tot het toekomstig toneel van een wereldstad maakt, bewaarheid worden? Het is te begrijpen dat dit alles veler aandacht heeft getrokken en dat mede door de jaarlijkse samenkomsten van de vele vreemdelingen op de Besthmenerberg het landgoed Eerde en daarmede het stadje Ommen plotseling in een waas van belangwekkendheid werden gehuld, waaraan voor velen een romantisch tintje niet ontbreekt.Doch, hoe het zij en wat er ook van wereldschokkende zaken voor deze streek mogen zijn weggelegd, het landgoed van thans ademt een meer dan gewone rust en weldadige vrede. Laat ons eens in gedachten van den Besthmenerberg uit bijvoorbeeld naar het kasteel wandelen. We lopen dan in noordelijke richting door de dennenbossen en het wordt een heerlijke wandeling. Na ongeveer drie kwartier staan we in de mooie oprijlaan welke in rechte lijn tussen de zware beukenbossen aan weerszijden op het kasteel toeloopt en een fraai gezicht op het gebouw in het verschiet geeft.
Schoonste voorbeeld van een 18e-eeuws kasteel
Hoe dichter we het kasteel naderen, hoe meer we getroffen worden door de nobele verhoudingen van het gebouw, dat een der schoonste voorbeelden in ons land moet zijn – zo niet het schoonste – van een 18e -eeuws kasteel. De middeleeuwse opzet is overigens ongeschonden bewaard gebleven: de twee grachten met hunne bruggen, thans in steen (de buitengracht omsluit het voorplein met de aan weerskanten achter de bijgebouwen zich uitstrekkende tuinen) de sterke muren met hunne donjons, thans in 18e -eeuwse zeskante koepels veranderd, het voorplein en het gehele massieve stoere karakter van het slot, dat rondom in het water staat, er is slechts een luttele verbeelding nodig om het oorspronkelijk complex in gedachten te reconstrueren.
Voornaam en toch eenvoudig
Zoals kasteel Eerde zich nu aan onzen blik vertoont, geeft het een prachtig voorbeeld van de ideale woning van de Hollandsen grand seigneur, voornaam en toch eenvoudig. Het is geheel in baksteen opgetrokken en van een uiterst rustige regelmatigheid – langwerpig vierkant. De voorgevel heeft een even vooruitspringende middenfaçade, begrensd door pilasters en bekroond door een ronden boog of timpaan, waarin het uurwerk is aangebracht. Deze middenfaçade met haar rustige verdeling van hoofdingang (glazen deur), vensters en bordes, met haar juist afgewogen uiterst fijne versiering van balkon, gierlanden en familiewapens, zij geeft aan de gehele voorgevel met zijn oude, verweerde kleur, een buitengewone bekoring, gezien vanaf de bogenbrug over de binnengracht.
12 treden naar de hoofdingang
Van de 18e eeuw spreekt ons voorts de buitenbrug met haar soliede balustrade, haar grote vazen en lantaarns en het fraaie ijzeren hek dat ons toegang geeft tot het aan weerszijden door de vleugelgebouwen begrensde en met een schitterend onderhouden gazon voorziene grote voorplein, welks respectabele afmetingen misschien niet zo dadelijk in het oog springen doch zich gissen laten wanneer we realiseren, dat hier bij gelegenheid van de opvoering van het 19-eeuwse zangspel Kloris en Roosje ter ere van het laatste congres van de reeds genoemde Orde, ± 1500 mensen zich ruim en vrij konden bewegen. De al genoemde brug over de binnengracht voert ons over het in grote stijl gehouden bordes met zijn stoep van ongeveer 12 treden naar de hoofdingang.
Uit het voorgaande zal duidelijk zijn, dat ook het inwendige van het kasteel in hoofdzaak van de 18e eeuw dateert, doch in menig onderdeel ook vroegere tijdperken in herinnering brengt. Om een ruim voorhuis (hal) zijn regelmatig in de rechthoek de verschillende woonkamers gebouwd. In het midden – aan de achterzijde dus – aan de achterzijde dus — de grote zaal, aan weerskanten, twee aan twee de vier ruime vierkante kamers met hun kabinetten. De bovenverdieping is van dezelfde regelmatigheid als de benedenverdieping, welke op gewelven rust, waaronder de keukens en kelders zich bevinden. De hal, een grote lichte ruimte met de witte muren van het tijdperk, kenmerkt zich voorts door de prachtig geconserveerde hangende trap uit de tijd van Lodewijk 14, die zich langs drie der wanden omhoog slingert. Behalve het mooie oude Smyrna tapijt en de Lodewijk 15e meubels is hier merkwaardig een staande klok in Italiaanse renaissance van enorme afmetingen.
Prachtig uitzicht uit de ramen
De kamers hebben alle prachtige uitzichten uit de ramen. Aan drie zijden op de dicht beboste lanen van beuken en eiken, aan de achterzijde op de weilanden, allerbekoorlijkst door het riviertje de Regge bespoeld met hier en daar wat hout verlevendigd en met het zwartbont van het welvarende vee. De kamers welke alle in elkaar lopen, natuurlijk niet met portebrisé’s maar met genoeglijke hoekdeuren, zijn ongeveer volmaakt gemeubeld en ingericht precies als na de verbouwing in de 18e eeuw — alles bovendien uitstekend onderhouden. Hoe goed zijn die meubelen in de Lodewijkstijlen hier op hun plaats, hoe volkomen passen de oudere stijlen zich daarbij aan en welke mooie specimen zijn daartussen.
Roofriddernesten
Hoe verrukkelijk doen die uitgewiste kleuren van de oude Smyrna tapijten op de vloeren en van de gobelins aan de wanden (de grote zaal toont van de laatsten in ’t bijzonder een schitterend exemplaar), de donkere wandpanelen en de daarin ingebouwde familieportretten. Het kleinste gebruiksvoorwerp is nog aanwezig en voltooid de volmaaktheid van dit behaaglijk geheel. Hoe genoeglijk moet het zijn bij het knappend houtvuur van een dier grote schouwen te zitten dromend over toekomst en heden en uit een der delen van de bibliotheek te lezen over het verleden van dit merkwaardig kasteel. Want ditzelfde slot, thans ideaal vredig buitenverblijf, ideaal ook van comfort en smaak, het maakte ééns deel uit van de vele roofriddernesten van Overijssel, schrik van de ganse streek.
Tot zover deel 2. Vervolg later in deel 3.
Tekst en foto: Harry Woertink