In de twintiger jaren van de vorige eeuw stond Ommen volop in de belangstelling.

Het kleine stadje aan de Vecht zou wellicht een geestelijk wereldstad gaan worden passend in het rijtje van Jeruzalem, Rome of Mekka. Hoe kan dat en werd het bewaarheid? Lees het in een serie van 3 verhalen over Ommen, Landgoed Eerde en de Orde van de Ster in het Oosten, opgetekend in 1926. Dit is deel 1.
Belangwekkende geschiedenis
Er is wellicht geen plaats in ons land, die gedurende deze zomer (1926) zo dikwijls en misschien mag ik zeggen, met zoveel geïntrigeerde belangstelling over Nederlandsche lippen is gekomen, als Ommen. Dit vriendelijke doch vrij onbetekenende stadje, gelegen aan de rechteroever van het riviertje de Vecht, tussen Zwolle en onze oostelijke grens, is plotseling bij een groot aantal landgenoten in het brandpunt der belangstelling komen te staan. Het kan wonderlijk lopen. Overigens is het plaatsje niet gehéél zonder betekenis; het heeft namelijk een belangwekkende geschiedenis. Sommige schrijvers van de middeleeuwen sprekend, plaatsen het gradueel na Zwolle, Deventer en Kampen. Gesticht door de domheren van Utrecht, welke voor legerdoeleinden een zo geheten veerstal aan de Vecht lieten zetten, waarna niet minder dan een Bisschopshof en een kerk volgden — deze laatste in de 12e eeuw— heeft het plaatsje Ommen of Ummen, in de 13e eeuw tot stad verheven, door bisschop Otto III, eeuwen lang als het ware in de knel gezeten tussen de voortdurend twistende partijen der Utrechtse bisschoppen enerzijds en anderzijds de vele oproerige vazallen van dezen streek en elders, de heren van Eerde (van Essen) van Rechteren, Coevorden, Voorst, Gelder enzovoorts.
Het werd afwisselend geplunderd, gebrandmerkt en tot driemaal toe op de kerk na tot de grond afgebrand en moest aldus zijn stadsprivilegiën wel heel duur betalen. Later waren het de Spanjaarden, die het de handen vol werk gaven en in 1665 was Ommen het middelpunt van de krijgsverrichtingen van de bisschop van Munster tegen de Verenigde Nederlanden, terwijl het voorts nog lang daarna van de onrust in het land ruim zijn deel kreeg.Kromme straten en stegen
Uit dit veel bewogen verleden heeft het stadje uiterlijk althans weinig overgehouden. Uit de ligging, dicht aan het riviertje, uit de kromme straten en stegen, en de met zeer oude bomen begroeide singels of wallen, proeft men nog iets middeleeuws, iets van verdedigbaarheid. Doch behalve het raadhuis, uit de 18e eeuw daterend, de al genoemde kerk en “Hof”, het oude domein van de bisschop, thans een boerenerf, en de zogeheten Ommerschans, is er verder niets dat uiterlijk het gewone dorpse karakter aan het plaatsje ontneemt.
Baron van Pallandt
En nu plotseling deze renommee! Wanneer we de feiten nader bezien heeft Ommen die plotselinge bekendheid van thans eigenlijk te danken aan het landgoed Eerde, beter gezegd aan Baron van Pallandt, de jonge erfgenaam van dit prachtige goed of nóg beter gezegd aan de Orde van de ster in het Oosten, welker leden, zoals thans bekend mag worden verondersteld, de komst verwachten van een nieuwe wereldleraar. Aan deze organisatie namelijk heeft de heer van Pallandt onlangs het gehele landgoed (2250 H.A.) met inbegrip van het kasteel geschonken. Het was sinds kort door erfenis van een neef in zijn bezit gekomen. De bedoeling van deze zeker ongewone schenking was het doen vestigen op Eerde van het Europese hoofdkwartier van eerdergenoemde Orde. Men zegt, dat Baron van Pallandt, die vanaf zijn jeugd een praktisch idealist moet zijn geweest, deze erfenis aanvaardde in het bewustzijn dat hij het verworvene niet had te beschouwen als een persoonlijk bezit, maar dat het hem de meest schitterende gelegenheid zou bieden, zijn idealisme op doeltreffende wijze in praktijk te brengen, met andere woorden: hij had de overtuiging, dat deze bezitting hem werd toevertrouwd voor het helpen van die bewegingen, die direct bijdragen tot dienst aan de mensheid.
Tot zover deel 1, later in de delen 2 en 3 meer.
Tekst: Harry Woertink – foto: collectie OudOmmen.nl