Den Hof een bisschoppelijke boerenplaats in Ommen (2)

Den Hof, een grote boerenplaats, even buiten de bebouwde kom in de nabijheid van de Vecht behoorde toe aan de Bisschop van Utrecht.

 Kadastrale kaart van Stad Ommen ca. 1820.
Afb.: Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, objectnummer MIN04041B02 (zie link voor vergroting).

Het was een gebouwencomplex, bestaande uit een groot huis, een schuur en twee schaapskooien. Tijdens de eerste Munsterse oorlog in 1665 genoot Ommen de twijfelachtige eer om de bisschop van Munster van 25 september tot begin oktober 1665 onderdak te verlenen. Hij resideerde op Den Hof.

Den Hof was een van de leengoederen die waarschijnlijk in de 11de-14de eeuw door de bisschop van Utrecht uitgegeven zijn aan tot hem in een onderhorigheids- of horigheidsverhouding staande dienstmannen. Velen van deze dienstmannen hadden – evenzeer waarschijnlijk – oorspronkelijk horig goed bezeten, dat omgezet was in leengoed. De leenheer gaf de lenen uit aan de leenman. Oorspronkelijk verleende de leenman aan de leenheer bepaalde diensten, bijvoorbeeld militaire hulp. Bovendien was de belening tijdelijk. Na overlijden van de leenman verviel het leen weer aan de leenheer. Geleidelijk aan – zeker na de middeleeuwen – werden de lenen erfelijk in de familie van de leenman, die ze zelfs kon verkopen. Toch bleef er een door het leenrecht geregelde verhouding tussen leenman en leenheer. Dit leenrecht bepaalde onder andere op welke wijze lenen van de ene op de andere leenman konden worden overgedragen; hetzij door vererving hetzij door verkoop.

Mans voor vrouwen zullen het leen behouden
Bij het leenstelsel gold: ‘De oudste op straat, naasten in graat, mans voor vrouwen zullen het leen behouden’. Enige vorm van kadastrale vastlegging van ligging, omvang en aard van de leengoederen en tiendrechten bestond in het algemeen niet, wat in de praktijk goede voorwaarden inhield voor het in vergetelheid raken van de leenplicht en voor verduistering van leengoederen. Daarbij speelde onder andere de veel voorkomende verandering van naam van leengoederen of gedeelten daarvan een rol. We kunnen er dan ook op rekenen, dat langs dergelijke wegen vele leengoederen en -rechten uit het zicht zijn verdwenen. Daaraan zullen splitsing en versplintering van leengoederen in verband met vererving ook hebben meegewerkt. In de Overstichtse en Overijsselse leenprotocollen (leenregisters) staan over een periode van meer dan vier eeuwen (1379-1805) de beleningen (overgangen van bezit) opgetekend van ongeveer 2500 boerderijen, landerijen en tiend- en visrechten in Overijssel, Drenthe, Gelderland en het graafschap Bentheim. De leenregisters bevatten ongeveer 25.000 namen van personen, plaatsen, erven en percelen. Deze bron biedt een schat aan informatie over de lokale geschiedenis, maar ook en vooral over de familierelaties van bezitters van lenen. Dit alles uit een periode waarin andere bronnen van informatie over onroerend goed en personen relatief schaars zijn. De leenregisters zijn bewaard gebleven in respectievelijk het Utrechts Archief voor de bisschoppelijke periode en in het Rijksarchief in Overijssel voor de periode 1528 – 1805. Ten tijde van de afschaffing van het leenstelsel in 1805 werd voor Ommen de leengoederen bijgehouden onder “Stadsgericht Ommen” en onder “Schoutambt Ommen en Den Ham”. Onder de naam “Stadsgericht Ommen” kwamen toen de volgende leengoederen voor:

Stadsgericht Ommen
“* 1071. Hett Huis ten Hage, liggende tott Ommen, mette naevolgende daertoe gehoirige goederen, to weten den Gildencamp, liggende tusschen Maescamp ende den Ommermarsch; twie stucken, genoempt het Mollenlandt, liggende tusschen Rotger Egberts ende Jan Karsties’ Landt; twie stucken, genoempt hett Laerackerslant, liggende tusschen Hoffmeyers Lant; een camp, den Crummen Tuie, liggende by den Pagencolck: een stucke landts, genoempt de Wende, liggende in de Laerackers by Herman van der Beecken Landt to Ommen; den Bylencamp, liggende aen de Dant; de Biermate, liggende tusschen de Slottmate ende den Bijlencamp; een mate genoempt de Nijenmate, liggende aen hett Ommerbroeck ende aen Kremers Camp; twie stucke lants, genoempt den Blanckenkerckhoff, liggende tusschen Goert Busch’ ende Johan Velthuis’ Lant; noch een thiende in Ommer Esch; noch een thiende in Sieser Esch, alle beyde genoempt Merrije Hollandes thiende.

28 juni 1633 werden deze goederen op verzoek van Vincent van Tongeren en krachtens besluit van Ridderschap en Steden van 6 juni 1633 tot een Overijssels leen aangenomen in ruil tegen nr. 1514 (half Ten Campe en Strijtveen te Wijhe). Fritzardt van Tongeren na de dood van zijn vader Vincent van Tongeren. Swane Helena van Tongeren na de dood van haar vader Tritsart van Tongeren.

Dat Huijs den Hagen en die daeraen gelegen hoven, hoge ende leege landerijen in de jurisdictie van ’t stedeken Ommen. 18 juni 1727. Jannes Dangermond na de dood van zijn moeder Zwaene Helena van Tongeren en nadat zijn zusters Maria Lidia Dangermonts, vrouw van Egbert Bosch, en Judith Dangermonts, vrouw van Hans Barnardus Rave, ten behoeve van Jannes en zijn vrouw Trijntjen Jansen Stijg afstand hadden gedaan van hun aandelen in deze goederen. Het Huis ten Hagen met den hoff, leggende tot Ommen. 24 juni 1747. Garrit Dagermont na opdracht door zijn vader Jannes Dagermont. Op dezelfde dag tuchtte Garrit zijn vrouw Geesje Gerrits aan dit goed. 14 november 1798. Hendrikes Dagermont na de dood van zijn vader Gerrit Dagermont.

* 1072. De Nieuwe Mate bij Ommerbroeck mette Geere ende Hogencamp daeraen clevende ende naest aen malckanderen gelegen by de Bylenmate ende de Ommer Laeracker.

* 1073. Den Hoff to Ommen.

* 1074. Die moelen toe Ommen.

* 1075. De helfte of halfscheit van de mole tot Ommen, — , waarmeede Roeloff Boss, muller, — met de andere helfte of halfscheit beleent is.

* 1076. Tot Ummen uyt Rodemansgoede twe molder rogghen te pacht. Item tot Ummen uyt Arnoldinc een scepel corens te pacht.

* 1077. Den tienden, grof ende smal, over die Vrye Hove ende den tienden over der Berchbroeder Erve, grof ende smal, ende den tienden over Roedemans Hove, samentlic gelegen in den kerspel van Ommen op Ommer Essch.”

Bij Schoutambt Ommen en Den Ham ging het om leengoederen gelegen onder de buurschappen Archem, Arriën, Avereest, Beerze, Besthmen, Eerde, Giethmen, Den Ham, Junne, Lemele, Linde, Magele, Meer, Noordmeer, Stegeren, Varsen, Vilsteren en Zeesse.

d’Angremont
Nicolaes d’Angremont is tot 1727 leenman van het goed van de Provincie dat hij in 1675 erft van zijn schoonvader Jonker Writzard Vincents van Tongeren. Die erfde het eerder van zijn vader Vincent van Tongeren. Na het overlijden van Nicolaes d’Angremont in 1727 krijgt zijn zoon Joan (Jannes) d’Angremont (1695-1765) het huis in leen. Hij is dan getrouwd met Trijntje Stijgh uit welk huwelijk 7 kinderen werden geboren. De zusters van Joan, te weten Maria Lidina en Judith Angremont hebben dan afstand gedaan. In 1753 koopt Joan d’Angremont samen met zijn vrouw Trijntje Stijgh “een huis aan de Kerkhof, van ouds de brouwerij genoemt”. Het betreft Brugstraat 24 in Ommen waar thans een drogisterij is gevestigd. Vervolgens komt zoon Garrit d’Angremont op Den Hof en als laatste van de d’Angremont’s, de zoon van laatstgenoemde Hendrikes d’Angremont. In 1801 wordt Den Hof eigendom van de Stad-Ommen. De naam d’Angremont is na de officiële naamgeving gewijzigd in Dangremond.

Zie voor deel 1: Den Hof een bisschoppelijke boerenplaats in Ommen (1)

Bron: Harry Woertink – 22 oktober 2017

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s