Koud- of warmwater; het maakt niet uit: met een simpele draai vloeit het water rijkelijk uit de kraan. Dat was vroeger niet zo. Dan moest je met een emmer naar een van de stadspompen.
1964 – De stadspomp aan de Varsenerstraat met links Derk Rietberg en rechts Dik Klomp.
Foto: Cultuurhistorisch Centrum Ommen
Zie voor meer afbeeldingen het album “(Stads-) putten en pompen“.
Het was al een luxe wanneer iemand een pomp in huis had. Om (grond)water uit de pomp te krijgen moest je de zwengel op en neer bewegen. Eeuwenlang waren de Ommenaren voor water aangewezen op gemeenschappelijke waterputten. De putten waren voorzien van een putpaal en een zwengel. Later werd de put deze ingeruild voor een pomp.
Putmeester
De stad was opgedeeld in zogenaamde putwijken. De inwoners van die wijken waren zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van de putten met aan het hoofd een putmeester. In Stad-Ommen was sprake van een 9-tal zogeheten publieke waterputten. Op het plein van het Vrijthof houdt een steen met vermelding een de oude waterput nog in ere. In 1808 waren putmeesters: 1. H.J. Podde (aan de Mars); 2. J. Bosch en H Kramer (zuidzijde kerk); 3. J. Ebbink en R. Brinkhuis (noordzijde kerk); 4. J.Spanjaard en P. van Gelder (Bijle put); 5. H.Holtvoort en H. Bosscher (Stadsstal); 6. J. Pasman en H. Telaar (bij de slagboom); 7. achter het huis van Gerrits, onbekend; 8. J.van der Kluin en A. Hellendoorn (tussen het huis van Klaas Koerts en Jan Warmink); 9. G. van Elburg en J. Dangremond (op het Vrijthof). Ook waren er putten op particuliere terrein. De bekendste waterput in Ommen was aan de Lagen Oord bij de familie Martens (Geertien van de Putte). Verder bij de familie Uulders aan de Schurinkstraat en bij de familie Timmerman-Pieltjes aan de Varsenerstraat/hoek Nering Bögelstraat.
Pompmeester
Aangezien waterputten veel onderhoud vroegen en ook niet altijd hygiënisch waren, verdwenen geleidelijk de waterputten om plaats te maken voor waterpompen. In eerste instantie ging het om acht nieuwe pompen. Aan de hand van het “Reglement omtrent het daarstellen, onderhouden en gebruiken der Pompen in de Stad-Ommen” werd vanaf 1826 het onderhoud en gebruik van de pompen geregeld. De pomp moest bestaan uit een loden of koperen pijpen bak. De kosten moesten betaald worden uit een door de eigenaars van de huizen te betalen pompgeld. Jaarlijks moest voor een huis 80 cent betaald worden. Hiervan werden reparaties aan de pomp betaald. Het dagelijks toezicht werd opgedragen aan een Pompmeester die door de bewoners van de wijk werd benoemd. Hij moest ook toezien dat baldadigheid uitbleef onder zijn toezicht staande pomp. Daarnaast moest hij bij strenge vorst de pomp afdekken en ’s avonds de zuigers uit de pomp halen.
In 1872 kwam er in de Achterhoek, waar de put nog niet verdwenen was, er een waterput bij. Op het Bouweinde en op de Poffert duurde het tot 1896 voordat er een waterpomp kwam. Ook werd toen op verzoek van de bewoners van de Achterstraat een waterpomp met reservoir voor brand in de nabijheid van het zogenaamde Jeruzalem geslagen, omdat de dichtst bijstaande pomp bij de Israëlische Kerk was gelegen. Op een gegeven moment waren er 15 stadspompen. Vanwege de hoge kosten besloot de gemeenteraad het onderhoud van de stadspompen niet meer voor eigen rekening te nemen, maar deze pompen over te dragen aan de gebruikers. Er werden dan ook commissies gevormd die het beheer overnamen en een gemeentelijke subsidie kregen van 10 guldens per jaar.
Volledige vergunning
In het begin van de vorige eeuw gingen steeds meer inwoners over om voor drinkwater een eigen pomp te slaan en dat maakten de stadspompen overbodig. In 1927 werd Ommen aangesloten op het waterleidingnet. Aanvankelijk vond de gemeenteraad van Ommen een waterleiding onnodig. Slechts een klein gedeelte van de gemeente zou ervan profiteren en bovendien zouden de financiële lasten veel te hoog zijn. Onderzoek door het Centraal Laboratorium voor de Volksgezondheid concludeerde echter dat gemeentepompen als drinkwatervoorzieningen niet betrouwbaar (meer) waren. In 1934 werd de aansluiting op het waterleiding door de gemeente verplicht. Inmiddels was dan ook de een na de andere pomp opgeruimd. De laatste stadspomp stond in de Varsenerstraat, nabij Jeruzalem. Op de pomp prijkte jarenlang een bordje met de tekst: “Volledige vergunning”. Deze pomp is bewaard gebleven en staat in het Streekmuseum in Ommen. Op het Kerkplein (zuidzijde kerk) staat een nagebouwde stadspomp om een indruk te geven van de watervoorziening in vroegere tijden.
Bron: Harry Woertink – 2 augustus 2016
Een mooi verhaal. Ik kan mij Dik Klomp goed herinneren.
LikeLike
Dirk Klomp een bijzondere man !!!!!!
LikeLike