Koninklijk besluit: Verzoekende toegelating tot het inrigten eener Christelijke afgescheidene gemeente

Koninklijk besluit van 28 april 1841, nr. 95

  Wij Willem II, bij de Gratie Gods Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groothertog van Luxemburg, enz. enz. enz.

  Op het rapport van Onzen Minister van Staat, belast met de Generale Directie voor de zaken der Hervormde Kerk enz. van den 15 april 1841, nr 11 omtrent een adres van A.C. van Raalte namens inwoners van Ommen, Stad en Ambt, verzoekende toegelating tot het inrigten eener Christelijke afgescheidene gemeente.
  Gezien het rapport van Onzen Minister van Jusititie van de 22 dezes nr.4.
  Den Raad van State gehoord (advies van den 27 dezes nr. 6).
  Gezien het Koninklijk Besluit van den 5 juli 1836, nr 75, lett.a. tweede lid.
  Gelet op ons nader besluit van den 9 januari 1841, nr 23.
  In aanmerking nemende dat er geene redenen bestaan om hunne toelating te verhinderen als hebben de zij door hen individueel geherkend adres ingediend overeenkomstig de bepalingen des grondwet op het inleveren van verzoekschriften terwijl zij
 a. het reglement op het kerkbestuur en de inrigting der Christelijke Afgescheidene Gemeente de lit recht als het hunne aannemen.
 b. aanwijzing hebben gedaan van het locaal tot uitoefening der Eredienst ten aanzien waarvan is gebleken dat het wat de ligging aangaat daartoe geschikt is en dat uit het verlangde gebruik geen hinder voor andere Godsdienstige gezindheden of stoornis der publieke orde en veiligheid te duchten is.
 c. De verklaring hebben afgelegd dat zij in de kosten van hunne eredienst, mitsgaders in de verzorging van hunne behoeftigen buiten bezwaar van het Rijk zullen voorzien en de gelijke verklaring hebben gedaan dat zij nimmer enige aanspraak zullen maken op de bezittingen, inkomsten en regten van het Hervormde Kerkgenootschap of van enige andere Godsdienstige gezindheid en aan de wetten van den Staat zullen gehoorzamen.

   Hebben besloten en besluiten

    Art. 1
  De verzochte toelating wordt aan de adressanten verleend en mitsdien vergund het bestaan binnen de Stad Ommen van een Christelijke Afgescheidene Gemeente, bestuurd volgens de bepalingen van het reglement der Christelijke afgescheidene gemeente te Utrecht.

    Art. 2
  Deze gemeente zal hare openbare eredienst uitoefenen in het gebouw staand en gelegen aan de Bouwstraat te Ommen.

    Art.3
  De gemeente van afgescheidene Christenen voornoemd is onderworpen aan alle Wettelijke bepalingen en Gouvernementsverordeningen welke met betrekking tot alle andere Kerkgenootschappen of kerkelijke gemeenten in dit rijk, in het algemeen thans bestaan of in het vervolg mogten worden vastgesteld.

  Onze minister van Staat is belast met de uitvoering van dit besluit waarvan afschriften zullen worden gezonden aan onzen minister van justitie en aan den Raad van State tot informatie, gegeven te s’Gravenhage den 28 april 1841 (get) Willem

Bron: Archief van Jan Lucas – map 1-275/276 # Vertaling: Miny Vroegindewey

Plaats een reactie