1 e Afdeling
Zwolle, 30 Juni 1834.
Onderwerp:
Schouw der Wegen.
Aan de heer Burgemeester der
Gemeente Ambt-Ommen.
De Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel
Gelezen het Rapport van de gecommitteerden tot het schouwen van wegen, ten gevolge onze resolutie dd. 14 mei j.l. nr.1190/862 omtrent de op den 30 en 31 dies zelfde maand plaats gehad hebbende schouw in de Gemeente Ambt Ommen in tegenwoordigheid van den Heer Burgemeester.
Gelet op de het bepaalde bij het Regelement op den aanleg, het onderhoud en het beheer des wegen in Overijssel;
Hebben goedgevonden:
1o. Den Burgemeester van het Ambt Ommen bij deze de tevredenheid dezes vergadering te kennen te geven wegens het reeds verrigte ter verbetering van bestaande of tot aanleg van nieuwe wegen
2o. den zelven aan te schrijven om zodra doenlijk te laten voorzien in de bemerkingen hiernavolgende, welke op de plaats zelve door de gecommitteerden zijn aangewezen als:
1o. de weg van Hellendoorn naar Dalfsen en Ommen dient vanaf de scheiding bij de molen te Lemele hoogst noodzakelijk te worden verbreed en opgehoogd ook op de hoek van Rhoonseveldskamp is die weg te smal, voorts zal die weg zeer doelmatig dienen te worden bekort en verbeterd door dezelve vanaf de op gemelde hoek in eene regte lijn te trekken op de woning van Werkink tussen de huizen van Hodink en Veldman door,
terwijl aldaar de weg naar Ommen door de rigting te nemen op Kleinhuismink en Veldhuis met de weg naar Dalfsen te Lemele komt, op welk punt een handwijzer behoort geplaatst te worden even als ook bij den duikers in den ouden dijk uit geverfde palen.
2o. In de weg van den Hardenberg langs de Wolf naar Ommen behoort noodzakelijk de duikers over de hooge graven doelmatig te worden verbeterd en daar waar de weg naar Stegeren afslaat een landwijzer te worden gesteld.
3o. Ongeveer bij de school te Arriën dient de weg waar dezelve nog laagtens heeft opgehoogd te worden, overeenkomstig artikel 26 en de willigen welke daar zijn, ingevolge artikel 27 weggeruimd te worden.
4o. Witgeverfde palen behoren er geplaatst te worden bij de duikers, daar waar de enk begint naar aanleiding van artikel 25.
5o. De weg naar den Ham, Hellendoorn en Raalte dient verbreed te worden vanaf de huizen tot tegen het Laar, vooral op het punt waar men van de straat komt en de hoek omdraait achter volgens, art. 24, en ook aldaar mag geen mesthoop of drekkuil meer zijn als strijdig met artikel 28.
6o. In dien weg moet een handwijzer geplaatst worden daar waar dezelve naar Zeese afslaat.
7o. In den weg van Ommen naar het Zwarte paard dient vanaf het hek op den dijk over de Meente of Stadsweide, die dijk noodzakelijk aan de beide zijden te worden glooijend gemaakt en met goede zooden aangewand.
8o. In den Enk dient op veel plaatsen de weg te worden verbreed en vervolgens behoorlijk aangeduid, een en ander overeenkomstig het bepaalde bij artikel 20 en 24.
9o. Daar waar de weg de Boerschap inslaat dient een handwijzer te worden gesteld.
10o. Het hout en de plaggen en de mesthopen moeten worden opgeruimd achter volgens de bij art.28, ook de hekken waar dezelfde kunnen gemist worden moet weg, evenals ook de knotwilligen bomen die nog aanwezig zijn overeenkomstig art. 27.
11o. De stipte naakoming van art. 28 en 34 dient de Ingezetenen hen ernstigsten aanbevolen en daaraan krachtdadig de hand gehouden te worden.
12o. Het bepaalde bij art. 38 ten opzichte van molens aan den weg staande behoort te worden opgevold.
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
Bron: Archief van Jan Lucas – map 1-130/132 # Vertaling en noot: Bernard Jans
noot:
gecommitteerden – dienaren officieel belast met een omschreven opdracht.
boerschap – afgelegen plaats/ gehucht
handwijzer – wegwijzer/richtingaanwijzer