Mijn WO II ervaringen en belevingen in huize Dennekamp te Ommen

Mijn WO II ervaringen en belevingen in huize Dennekamp te Ommen, die nogal een diepe indruk op mij hebben achtergelaten.

 De heer van der Klip samen met 2 kleinkinderen voor huize Dennekamp in 2013
Foto: Karel van der Klip

De stichting OudOmmen.nl ontving van de heer van der Klip uit IJsselstein zijn relaas over de tweede wereldoorlog in de vorm van negen ervaringen vanuit zijn ouderlijk huis aan de Wolfskuil “huize Dennekamp”.

Ervaring 1
10 mei 1940 lag ik met mijn jongere broer George te bed in de woonkamer met waterpokken. Ik weet nog goed dat de overgordijnen midden op de dag gesloten werden. In het begin merkte je, als toen nog net een jongen van 5 jaar, niet dat de wereld oorlog was uitgebroken. Alleen mijn moeder begreep dit heel goed en maakte zich grote zorgen om mijn vader. Hij was een van de vele soldaten die moesten vechten tegen de Duitsers. Hij was toen ter tijd luitenant en zat in de omgeving van Soesterberg. Wij hoorden de Duitse Junker bommenwerpers overvliegen richting Rotterdam en dat waren er heel wat. Op een gegeven moment hoorden wij via de radio dat De compagnie van luitenant van der Klip het goed maakte. Later hoorde ik van mijn vader, dat hij direct na de capitulatie de soldaten de dekens en bruikbare spullen mee naar huis liet nemen en de geweren werden onklaar gemaakt door o.a. roestige spijkers in de loop te stoppen en er werd heel veel van hun munitie en andere voor de Duitsers eventuele bruikbare zaken gedumpt in de Vinkeveense plassen.

Ervaring 2
Verder merkte je in het begin van de bezetting als jonge jongen nog niet veel anders van de bezetting dan dat je veel van die Duitse officieren zag rijden in open DKW’s en die kwamen in het begin ook heel vriendelijk over, uiteraard veranderde dit in de loop der tijd. Vooral toen ze ook in Ommen met de Joden vervolging begonnen, dat was eigenlijk ook het begin, dat je als jonge jongen ging beseffen dat het niet goed zat met die bezetter. Vooral toen je zag en merkte dat allemaal leeftijd genootjes werden opgepakt, die allemaal met een gele ster op hun jasje genaaid voor die Duitsers uit liepen met het geweer op hen gericht. Je vroeg je af: wat hebben deze kleine jongens en meisjes misdaan. Zelf vond ik dit als kind verschrikkelijk om aan te zien. Die beelden vergeet je van z’n leven nooit meer. In het Laarbos hingen boven de zitbanken op een gegeven moment ook allemaal bordjes met de vermelding: “Verboden voor Joden”.

Ervaring 3
Aan de rand van het Bos stond een Kindertehuis zo tegen de weilanden aan met uitzicht op de Lemelerberg. Dit tehuis werd zo rond 1942 gevorderd door de Duitse SD. Ook geen lieverdjes. Hiervan kan ik mij nog herinneren dat zij Russische gevangenen uit Georgië buiten hadden staan. Waarschijnlijk voor een verhoor of zo iets, maar wij kregen van mijn moeder een mand met eieren en gaven die eieren aan deze mensen, die er een gaatje in prikten en zo leeg slurpten. Verder weet ik dat zij een jonge man met een bakfiets vol met grote ronde kazen opbrachten. Deze jongen moest later, zoals wij merkten, voor die lui in de keuken werken. Daar bietsten wij nog wel eens wat als kind. Op een gegeven moment zagen mijn broer en ik dat zij een kanaaltje groeven en aan het eind van dat kanaaltje een kastje plaatsten. In dat kastje hingen zij enkele worsten op. Wat bleek, dat het een rook kanaal voor die worsten was. Oké, dachten wij, dat lijkt ons wel lekker. Wij er stiekem naar toe, de scharniertjes er uit getikt en de worsten eruit gehaald en op gepeuzeld. Dat vonden zij schijnbaar niet leuk en er werden rondom allemaal voetgranaatjes, lijkende op pantservuisten, gestrooid. Levensgevaarlijk, maar wij hebben ze opgeraapt, thuis het steeltje eraf geschroefd en het kruid op een hoopje laten vallen. Daarna staken wij de fik erin. Nou, wij hebben het geweten. Wij hebben er genadig van langs gekregen van mijn vader. Reden, wij hadden een groot risico gelopen dat wij ledematen kwijt zouden kunnen raken. In de Wolfskuil zelf hield de Duitse SD altijd schietoefeningen. Ook daar gingen wij vervolgens op zoek naar hulzen en de bakjes waar de munitie in bewaard werd. Dat waren houten bakjes die wij dan voor allerlei zaken gebruikten.

Ervaring 4
Verder kan ik mij de naam van een man Karel Diepgrond nog goed herinneren en ook die van die zogenaamde Dr. Swiers, die beiden op kamp Erica waren gestationeerd. Die meneer Diepgrond kwam volgens mij ook vaak in het oude Reggehuis aan de Hammerweg, waar nu op die plek een vakantie onderkomen staat. Die lui kwamen ook vaak in de padvindersboerderij aan de Koesteeg naast de oude kleuterschool Edithof. En als ik mij goed herinner marcheerden die jeugdstorm jongens ook vanuit die boerderij naar het veemarktterrein, waar zij dan allerlei oefeningen moesten doen, wat volgens mij een propaganda stunt moest zijn. Dit alles stond volgens mij ook onder leiding van die twee mannen Diepgrond en Swiers.

Ervaring 5
Uit het kamp “Erica”, ook eigenlijk een doorvoerkamp naar de Duitse concentratie kampen, werden gevangenen onder bewaking in de bossen te werk gesteld. Deze mensen kregen weinig te eten. Ik weet nog dat wij een grote stalen ton met handvatten, waar vroeger de was in gekookt werd, van mijn moeder naar die gevangenen mochten brengen, compleet met een zak aardappelen. Bij de bewakers bietsten wij brood en gaven dat aan die gevangenen. Achteraf bekeken, gek maar waar, de bewakers lieten dat oogluikend toe. Ook gingen wij in die hongersnoodtijd met mensen uit het Westen van het land de boer op om voedsel voor hen bij elkaar te bietsen. Wij kenden die boeren natuurlijk goed. Een daarvan was boer Blikman. Onze boeren waren altijd gul met hun gaven. Hiermede hielpen wij gezamenlijk deze mensen de hongersnood een beetje te verzachten, want gezegd moet worden, dat bij de IJsselbrug ook weer veel afgepakt werd door de Duitsers. Ik weet nog dat wij eens van een gulle gever boter, suiker en rijst kregen en een haas erbij, maar wij hebben daar nooit iets van mogen proeven, aangezien mijn moeder dit ook mee gaf voor familie uit Gouda en Utrecht. Daar was mijn vader toen nog erg boos over, aangezien wij, in ons toen al groot gezin, het ook niet altijd best hadden. Later was hij toch wel erg blij dat mijn moeder het gedaan had.

Ervaring 6
Ergens in 1943-‘44 dacht ik dat het was, kwam onze groente man Wassink langs en zag ik dat er een onderduiker of een Engelse parachutist in het midden onder de stellage gestopt werd en daar omheen allemaal aardappelen werden gelegd, zodat de persoon van buiten af niet zichtbaar meer was. Later bleek, dat bij ons in het bos meerdere mensen zich schuil hielden voor de Duitsers en mijn moeder dit zo geregeld had met de groenteman. Wij als jongens doorkruisten de bossen en ontdekten deze plekken, die in het bos verscholen lagen, uiteraard ook. Van mijn ouders kregen wij opdracht bij deze plekken uit de buurt te blijven en mochten daar ook geen ruchtbaarheid aan geven. Na de oorlog vonden wij nog zo’n onderduikersplek in het bos van de toenmalige bankier Pierson, lijkende op de door ons zelf gebouwde schuilkelder na al die aanvallen en bombardementen op ons station. Hoe ouder je werd, hoe meer begrip je voor de waarschuwingen van je ouders kreeg.

Ervaring 7
 Een tekening van de zelfgebouwde schuilkelder na al die aanvallen en bombardementen op het station
Afb.: Karel van der Klip

Zelf stond ik vaak bij het rangeren van de trein te kijken en mij uiteraard nog van geen gevaar bewust, van wat mij boven het hoofd kon hangen. Want deze lijn werd, zo rond 1943 geloof ik dat het was, gebruikt als aanvoerlijn om de Duitse V1 naar de omgeving Hellendoorn te brengen. Ik weet nog als de dag van gisteren dat ik juist weer op weg ging naar huis. Ik was nog geen 50 à 75 m van die plaats verwijderd toen ik enkele vliegtuigen laag over de bomen zag komen aanscheren en daarna een hels kabaal van hun boorkanonnen hoorde, die de locomotief met de machinist aan puin schoten. Zelf mag ik van geluk spreken dat de bomen mij eigenlijk beschermden, hoewel op dat moment ook mijn op een na oudste broer mij plat op de grond gooide en boven op mij ging liggen. Verder kregen wij praktisch dagelijks van die aanvallen te verduren, ook op de brug over de Regge. Onder leiding van mijn vader zijn wij toen een schuilkelder gaan bouwen. Trouwens wij hebben toen twee kelders gegraven. Eén om te schuilen en een tweede als voorraad kelder voor het geval wij langer onder de grond moesten blijven. Hoe die kelder gebouwd is, dat is terug te vinden op de bijgevoegde tekening. Ik zei al, dat wij bijna dagelijks verrast werden met die aanvallen op de brug en het stations emplacement. Daar gebruikten ze van die 500 ponders voor. Echt zware bommen. Er waren ook veel blindgangers onder, die de TNH Technische Noodhulp dan weer onschadelijk ging maken. Ook op een mooie zonnige dag kwam er weer een dergelijke aanval maar konden mijn broer en ik niet meer op tijd de kelder in glippen. Ik ging op mijn rug liggen en zag de bommenregen naar beneden komen die op de brug gemunt was, maar ook dichterbij viel. Ik hoorde een gesuis in de lucht wat steeds dichterbij kwam en plots viel er vlak naast mij een zware balk neer. Zelf dacht ik dat het een stuk spoorbiels was. Wederom geluk gehad dat het naast mij neer viel. Je kunt begrijpen dat dit allemaal momenten in je leven zijn die je nooit vergeten zal. Toch zijn het momenten die je ook op scherp stellen hoe je handelen moet en je krijgt als het ware de vuurdoop.

Ervaring 8
Op een dag vertrokken mijn broers en ik naar school en je moet weten in het bos was het nogal heuvelachtig. Maar wij waren op weg en wij kwamen juist het tweede heuveltje op lopen en stonden plots voor allemaal soldaten in die zwarte pakjes, de Hollandse SS, die sommeerden ons te blijven staan en wij mochten niet meer naar huis om mijn ouders te waarschuwen. Je kunt het haast niet geloven maar wij werden met het geweer in de rug gedrukt, naar een in aanbouw zijnd huis gebracht en opgesloten. Toen het stil was om ons heen heb ik aan de achterkant een ruit eruit geslagen en wel zodanig dat wij daar door naar buiten konden en hebben maar gewoon onze weg naar school vervolgd. Zij waren op zoek naar Engelse parachutisten, die zo later bleek, bij een naaste buurman dhr. Seigers verborgen waren. In een heuvel had hij een kamer net zoals onze schuilkelder gebouwd en hen daar verstopt. Volgens mij is hier verraad in het spel geweest. Hoe het exact met die parachutisten is afgelopen weet ik helaas niet, maar wij hoorden ’s nachts wel schoten en ook au! roepen, want ze zijn schijnbaar wel even ontkomen of misschien juist allemaal ontsnapt. Seigers is toen afgevoerd naar Duitsland waar hij door gelukkige omstandigheden vele malen aan fusilleren ontkomen is, omdat de wagen voor transport naar de fusilleerplaats vol was. Voor mij was het een hele grote held. Hij had apparatuur waarmee hij ’s avonds aan de rand van het bos contact legde met de overvliegende Engelse bommenwerpers. Ja en dat eigenlijk vlak onder de ogen van die SD ‘ers. Ik heb een zeer grote waardering juist ook voor deze man gehad wat hij allemaal gepresteerd en ondervonden heeft.

Ervaring 9

 De uitgebrande Staghound – 6 april 1945
Afb.: OudOmmen

En nu het moment van de bevrijding: 10 april 1945 hoorde ik, het was midden overdag, een nogal ratelend geluid en vroeg mijn vader wat dat was. O, niets bijzonders zei hij, maar mijn gevoel of instinct zei mij dat er wat op komst was. Want een tijdje ervoor had mijn oudste broer nog melk gehaald en wat ik later hoorde, had hij in zo’n eenmans gegraven greppel langs de weg, naast een dode Duister gelegen. Zo had je meerdere van die greppels langs de Hammerweg. Daarvoor waren twee Canadese verkenners in een pantserwagen op verkenning geweest, waarvan er een door een pantservuist van de Duitsers ter hoogte van bakker Hengelaar getroffen werd en waarvan de bemanning in koelenbloede is doodgeschoten. Volgens mij werd als vergelding het toen nog oude restaurant Paping in brand geschoten. Ook daar hadden de Duitsers waarschijnlijk nog munitie liggen, want het knalde nog behoorlijk. Welnu, wat mij opviel, de kippen gingen allemaal op stok en dat was nog steeds overdag, maar wij kregen wel opdracht van mijn vader de schuilkelder in te gaan. Wij zaten nog maar net in de kelder of wij, althans het bos en verdere omgeving werd bestookt met artillerievuur vanaf de Lemelerberg en dat waren zware granaten. Ik moet zeggen dit werden de angstigste momenten die ik mee kon maken. Voor de ingang van de kelder hadden wij enkel een grote jutte zak hangen. Op de rand van de loopgraaf precies voor de ingang van onze kelder lag een tafeltje, wat achteraf gebleken ook weer onze redding was. Plots een blauwe flits en een harde knal. Achteraf bekeken was een granaat afgeketst op die tafel en vlak ernaast tot ontploffing gekomen. Met andere woorden, als die tafel er niet had gelegen was de granaat zo onze kelder in gekomen en waren wij er allemaal waarschijnlijk niet meer geweest. 11 april kwam dhr. Mooiboer, wonende voor aan de Wolfskuil vlak tegenover het rangeer terrein, vergezeld van onze Canadese bevrijders ons uit onze schuilplaats halen. Voor in het bos en wel in het huis, waar later dhr. Seigers heeft gewoond, hadden de Canadezen hun keuken geïnstalleerd. Uiteraard zat ik bij hen in de keuken en kreeg na lange tijd weer dat heerlijke witte brood met jam en thee mee naar huis. Voor mij waren het hele lieve nog rijkelijk jonge mensen. Nog steeds bleef ik in het begin angstig voor die vliegtuigen, want als er maar een verkenningsvliegtuigje overvloog zat ik al in de kelder.

Dit zijn enkele van de oorlogservaringen, die diepe indruk op mij nagelaten hebben.

Bron: Karel van der Klip – 1 juli 2013

Plaats een reactie