Dit jaar is het precies 70 jaar geleden dat in Rotterdam de eerste groep Molukkers voet aan wal zette. Er volgden nog elf schepen met zo’n 12.500 Molukkers.
Archieffoto 2015. Onthulling monument kamp Eerde op 12 september 2015. Johannes Balubun bij het zojuist onthuld monument.
Foto: OudOmmen
Zie voor meer afbeeldingen het album “Werkkamp – Woonoord Eerde”
Vanuit de haven van Rotterdam reed men in bussen naar het demobilisatiecentrum in Amersfoort. Daarna vond de verspreiding plaats door heel Nederland. Ook in Ommen werden gezinnen gehuisvest: op kamp Laarbrug en kamp Eerde. Voor 1970 werden de Molukkers met “Ambonezen” aangeduid. Dit is deel 2 over de geschiedenis van de toenmalige kampbewoners.
Kamp Eerde
Van 1951 tot 1961 verbleven een aantal KNIL-militairen met hun gezinnen op kamp Eerde op het gelijknamige landgoed tussen Ommen en Den Ham. In eigen land waren ze niet meer veilig. Ze werden gezien als landverraders doordat ze samenwerkten met de Nederlanders, de bezetter van de kolonie. In eerste instantie zou het om tijdelijke opvang gaan, maar uiteindelijk hebben ze er zo’n tien jaar gewoond. Als grondeigenaar heeft Natuurmonumenten samen met de Molukse oud-bewoners van Kamp Eerde ervoor gezorgd dat op het voormalig kamp Eerde een plek van bezinning is gekomen. Het gaat om een dat monument dat herinnert aan de woelige periode dat de Molukse militairen die in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) hebben gediend met hun gezinnen op Eerde verbleven. Het monument is een voet van een oude vlaggenmast die jarenlang midden in het kamp heeft gestaan. Deze vlaggenmast stond symbool voor de gedisciplineerde wereld op het kamp. De tekst op de staander geeft veel weer: “De herinnering is het enige paradijs waaruit we niet verdreven kunnen worden”.
Monument als blijvende herinnering aan woelige periode
Op 12 september 2015 is het monument onder grote belangstelling en met Molukse muziek officieel onthuld. Als oud kampbewoner mocht Johannes Balubun dit doen samen met de dames Erin Oudshoorn-van Palland en Irthe André de la Porte-van Pallandt en een vertegenwoordiger van Natuurmonumenten. Voor Johannes Balubun was de onthulling een emotionele maar ook een bijzondere dag. “Ik kwam hier als klein jongetje van zeven jaar. We moesten hiernaartoe omdat mijn vader had op de Molukken gediend voor de Nederlandse staat. Met dit monument geven we de liefde weer voor onze ouders die hier hebben gewoond en ons hebben opgevoed onder primitieve omstandigheden. Ik ben heel blij dat die mast bewaard is gebleven en de geschiedenis van het kamp vertelt”, aldus Balubun. Het monument is te bereiken vanaf de Meertjesweg en voert met een trappetje over een heuvel.
Sarong
De lokale bevolking van Eerde herinneren zich de Molukkers nog als bescheiden maar vriendelijke mensen. Het gebeurde wel eens dat mannelijke kampbewoner Ubro bij boer Kraaijeveld hielp met aardappels krabben of bietentrekken. Molukse vrouwen in hun mooie sarong liepen regelmatig in de bossen op zoek naar wilde spinazie. Herinnering is er ook aan de tragische dood aan de kinderen uit het woonoord Eerde. Ze zakten door het ijs van de grote Besthmenerven en liggen begraven op de begraafplaats aan de Hardenbergerweg in Ommen.
Eerste kennismaking Molukse cultuur
Feesten als bruiloften werd door de Molukse gemeenschap groot en traditioneel gevierd. Voor de mensen van Ommen was dit een eerste kennismaking met de Molukse cultuur. De Ommer bevolking had doorgaans begrip voor de Molukkers die trouw aan koningin en vaderland waren geweest. Hun getinte huidskleur en afwijkende gewoonten riepen wel nieuwsgierigheid op. De Molukse vrouwen met hun mooie sarongs hadden veel bekijks op de dinsdagwarenmarkt. De marktkoopman maakte kennis met nieuwe culturen; het afdingen wat op Indonesië heel gewoon is, zorgde voor veel hilariteit maar met een knipoog werden de waren op de markt verkocht. Soms stond er een Indisch maaltijdje voor de koopman tegenover. Het was ook even wennen als Ommenaren Molukkers zagen op de fiets richting Eerde of Vilsteren met achterop onder de snelbinders levende kippen die ze in Ommen gekocht hadden. De boeren van Ommen kenden de Molukse bevolking goed; soms hielpen ze de boeren bij het oogsten van maïs en het rooien van aardappelen. Zelf kwamen ze ook bij de boeren voor kippen en eieren. De bossen en landgoederen van Ommen waren voor de Molukse jeugd een waar speelparadijs. Ze daagden elkaar uit om bramen, krenten, appels of maïs te plukken. De Molukse jeugd was voor Ommen een aanwinst in de sport, vooral het voetballen. Ze konden hardlopen, rennen, doelpunten werden veelvoudig gescoord. Bij het meer waar veel werd gezwommen, werd muziek gemaakt en gezongen.
In deel 3 meer over 70 jaar Molukkers in Nederland. Voor deel 1: 70 jaar Molukkers in Ommen (1)
Bron: Harry Woertink – 23 februari 2021