In de eerste helft van de achttiende eeuw vestigden zich de eerste Joden in Ommen. Vanaf ongeveer 1813 werden er sabbatsvieringen gehouden.
In de Synagoge werd in 1935 het huwelijk voltrokken tussen Betje de Levie en H. van Bergen.
Foto: Fotoarchief Gemeente Ommen
Zie voor meer afbeeldingen het album “Synagoge – Jodenkerkje”.
Hiervoor was een huissynagoge ingericht in het woonhuis van Meijer Mozes de Haas. Het aantal Joodse inwoners groeide doordat verschillende Joden zich in Ommen vestigden en omstreeks 1830 kon men in Ommen spreken van een ‘minjan’. Het betekende erkenning voor Ommen als Joodse Gemeente. Jarenlang werden de sabbatvieringen bij de Joodse mensen thuis gehouden. Bij een volkstelling in 1840 blijkt dat er totaal 35 Joden in Ommen wonen, verdeeld over 7 gezinnen. Daarvan zijn 12 mannelijke personen boven de 12 jaar. Bij twee gezinnen is het beroep van de man vleeshouwer (slager). De overige gezinshoofden zijn werkzaam in de handel, met uitzondering van Mozes Polak. Hij is dan godsdienstonderwijzer.
Synagoge
Naarmate het aantal Joodse inwoners toenam, groeide ook de behoefte naar een synagoge. In 1848 werd om die reden alvast een stuk grond aangekocht op de hoek van de Varsenerpoort en de Middenstraat. De bouw liet echter nog op zich wachten. In de jaren daarna werden de bouwplannen wel verder ontwikkeld en kreeg het plan steeds meer gestalte. Hoewel er nog geen sjoel was volgde in 1853 de constituering van de Joodse gemeente in Ommen. In dat jaar werd Ommen erkend als ‘Bijkerk’ van de te Zwolle gevestigde Hoofdsynagoge. Kort daarop, het aantal Joodse inwoners was inmiddels gestegen tot boven de vijftig, werd door de plaatselijke aannemer Roelof Brinkhuis begonnen met de bouw van een sjoel (synagoge) en tevens een gebouw dat kon worden gebruikt voor activiteiten van de Joodse Gemeente. In 1855 was het zover. Boven de ingang van de synagoge was een gevelsteen geplaatst met de tekst in het Hebreeuws: van rechts naar links: ‘Hoe ontzagwekkend is deze plaats. Dit is niet anders dan een huis God en dit is de poort des hemels.’
Heilige ark
Hoewel de synagoge (Sjoel) niet groot was, had het alles wat een sjoel behoorde te hebben. Op de op het oostengelegen muur stond de heilige ark. In het Hebreeuws de ‘aron ha-kodesj’ genoemd. In deze kast werden de Thora-rollen bewaard. De kast was afgeschermd met een blauw kleed, het parochet. De plek van de heilige ark tegen de oostmuur was niet zomaar gekozen. Het oosten was immers richting Jeruzalem, de stad waar eens de grote tempel had gestaan. Voor de heilige ark stond de ‘amoed’, de lessenaar waar de voorganger. Ook was er een ‘almenner’, ook wel ‘almemmer’ of ‘bisma’ genoemd. Op deze lessenaarstafel kon men de wetsrol neerleggen wanneer hier tijdens de sabbatsdiensten en op andere Joodse feestdagen uit gelezen werd. Het almenner stond gericht naar de heilige ark, want wanneer men uit de Thora voorlas moest men volgens de Joodse traditie naar het oosten gericht staan. Aan weerszijden van de sjoel stonden misrachbanken. Deze waren enkel bedoeld voor de mannen. Mannen en vrouwen zaten volgens de Joodse wetten gescheiden. Dit was niet gebaseerd op ongelijkwaardigheid. Mannen en vrouwen verschillen van elkaar, maar kunnen elkaar daarom juist complementeren. Er was sprake van functionele gelijkheid. Voor de man was het bezoek aan de sjoel een verplichting. De vrouw had hierin de keuze. Zij namen in de sjoel plaats op het balkon. Het gebeurde ook verschillende keren dat er niet-Joden tijdens een viering in de sjoel aanwezig waren. Voor hen waren er staanplaatsen achter het almenner.
Mikwe
Met de bouw van de sjoel kreeg de Joodse gemeenschap van Ommen ook een mikwe. Mikwe betekent ‘levendig water’. En dit was dan ook een rituele bad met stromend water. Het bad werd achter de sjoel gebouwd en werd door vrouwen gebruikt om zich in onder te dompelen na hun menstruatieperiode. Door de onderdompeling werden ze ritueel gereinigd. Ook gebruikte de vrouwen de mikwe voor een onderdompeling als voorbereiding op hun trouwen. Verder werd het bad gebruikt om bestek dat door niet-joden was gemaakt te reinigen. De mikwe was voor de Joodse gemeenschap van Ommen nog belangrijker dan de sjoel. Voor de synagogediensten kon men immers ook gebruik maken van een woonhuis. Voordat de mikwe werd gebouwd gingen de Joodse vrouwen naar de Vecht om zich daar onder te dompelen. Het water van de rivier was immers ook stromend water. Wanneer er sprake was van zware regenval en de rivier buiten haar oevers trad dan was dit volgens de Joodse wet niet toegestaan. Na de oorlog is de synagoge verkocht en in 1951 afgebroken. De Joodse gemeente van Ommen werd in 1947 officieel bij die van Zwolle gevoegd.
De Joodse bevolking van Ommen hebben in het begin van de 20-eeuw nogal bijgedragen aan de bloei van Ommen. De familie De Haas als werkgever van een exportslagerij, eerst aan de Kerstraat en later aan De Kamp in Ommen. Maurits Salomon Godschalk was een zakenman. Hij had een manufacturen- en meubelhandel en handelde ook in hout. Gompel de Levie was actief voor de VVV, de Ommer voetbalclub en de Oranjecommissie. De geschiedenis van de Joodse gemeenschap is geworteld in de Ommer samenleving. Helaas kent het verhaal geen goed einde. Zij zijn verdwenen; nu zijn het slechts monumenten die hun namen niet vergeten.
Stichting Herdenking Joods Ommen
In Ommen is sedert een aantal jaren de stichting Herdenking Joods Ommen actief. Zij onderzoekt de mogelijkheid om tot plaatsing te komen van een blijvend herinneringsteken van zowel de synagoge als voor de Joodse slachtoffers op of nabij de locatie war eens de sjoel stond. Op dit moment is Gerko Warner voor de stichting bezig met het schrijven van een boek over het Joodse leven in Ommen. De publicatie wordt binnenkort verwacht. Meer informatie: http://www.joodsommen.nl
Meer over de geschiedenis Joods Ommen in deel 1 en deel 2.
Bron: Harry Woertink met dank aan de Stichting Herdenking Joods Ommen – 6 oktober 2016
Trouwens 11 april is ook de geboortedag van mijn broer Freddie of zo wij hem nu noemen Fred.
Even als reactie op dit stuk; u spreekt hier over 2 vleeshouwers.
1 daarvan was dus DE Haas en die andere vleeshouwer daar leeft in mijn gedachte de naam Levi bij en als ik mij goed herinner hadden die ergens aan de veemarkt een slagerij of slachterij. Klopt dit? En hoe is het met hen tijdens de oorlog afgelopen. Vaag in mijn herinnering zie ik ook nog dat zij vanaf de markt weggevoerd werden. Een kleine jongen was erbij met een pet op en een kort jasje aan. Dat zijn mijn herinneringen vanuit die tijd.
Ik was toen een jaar of 6 – 7.
LikeLike
Het klopt inderdaad dat u zich nog en vleeshouwer uit uw jeugd heeft herinnerd, welke u koppelt aan de naam ‘Levi’. Het betreft hier Levie Louis Vomberg. Hij had een slagerij aan de Vechtstraat (thans Markt, het slagerspand heeft plaats moeten maken voor de uitbreiding van het toenmalige gemeentehuis).
Op 10 april 1943 moest Overijssel ‘Judenfrei’ zijn. Alle Joodse inwoners van Overijssel moesten zich melden in kamp Vught. Levie Vomberg wist niet wat hem precies te wachten stond, maar een ding wist hij wel. Terugkeren zou hij niet meer. ’s Morgens stond Philip Falkenburg klaar met een handkar waarop de koffers konden worden gezet. De kinderen Manuel en Mozes droegen allebei een dubbel stel kleren. Zo konden ze nog wat extra meenemen. Het kon immers koud worden in het oosten. Nadat ze zich op het gemeentehuis hadden gemeld liepen ze naar het station. Daar stapten ze op de trein. De reis ging naar kamp ’s Hertogenbosch, beter bekend als kamp Vught. Na verblijf in kamp Vught werden ze naar doorgangskamp Westerbork gebracht. Op 9 mei 1943 tekende Levie Vomberg daar nog een volmacht. Daarin gaf hij Philip Falkenburg toestemming om zijn privé- en zakelijke belangen te vertegenwoordigen.
Op dinsdag 11 mei 1943 werd het gezin Vomberg naar Sobibor gedeporteerd en allen direct na aankomst vermoord.
Levie en zijn vrouw Racheltje Vomberg werden 59 en 53 jaar. Manuel Vomberg werd 14 jaar en Mozes Vomberg werd 11 jaar.
meer informatie informatie is ook te vinden op: http://www.joodsommen.nl/menu/familie-vomberg-vos.html
LikeLike
Bedankt Gerko! Ik ben blij dat mijn geheugen nog ver terug kan grijpen.
Ik herinner mij ook dat zij weg gevoerd werden en zeker die twee kleinen,
want groot qua lengte waren zij niet, juist omdat ik als kind mij dit niet kon voorstellen, dat die Duitsers zo wreed konden zijn om deze onschuldige mensen alles af te nemen. Het heeft bij mij in ieder geval een diepe indruk achter gelaten en zeker ook de naam Vomberg en De Haas.
LikeLike